Opinie

Vergrijzing

Het vaktijdschrift Sociologie (jaargang 3 nummer 4) bevat het afscheidscollege van prof. Kees Schuyt, hoogleraar beleidssociologie aan de Universiteit van Amsterdam, dat hij wijdde aan het thema vergrijzing. Daarbij gaat het hem met name om de wetenschapsfilosofische vraag over de kennis van toekomstig sociaal gedrag. Veel voorspellingen van sociale wetenschappers blijken immers in het geheel niet of in slechts geringe mate uit te komen.

27 February 2008 07:59Gewijzigd op 14 November 2020 05:34

Predicties in de zin van exacte voorspellingen zijn ook alleen mogelijk in gesloten systemen, zoals we die in de technische sector tegenkomen. Ten aanzien van de maatschappij, maar ook ten aanzien van het weer, zijn slechts prognoses mogelijk. Of die waarheid worden, hangt af van allerlei vaak onbekende verschijnselen.De zogenaamde Tweede Demografische Transitie betreft het toenemende aandeel ouderen in de bevolking. Het is een ongeanticipeerd gevolg van gelukkige ontwikkelingen. Bij de introductie van de AOW was 8 procent van de Nederlanders 65 jaar of ouder, in 2020 zijn dat er drie keer zo veel. Bovendien beginnen ze nu later met werken en stoppen ze eerder.

Terwijl de demografische gegevens vrij hard zijn, zijn de andere factoren veel meer met onzekerheden omgeven. De grote groep ouderen schroomt niet zijn macht bij de stembus te gebruiken om zijn oudedagsvoorziening veilig te stellen. Brinkman en Bos hebben dat tot hun schade ondervonden.

Door middel van generatierekeningen kan het profijt van collectieve solidariteitsstelsels als de AOW, per cohort of generatie berekend worden. Maar volgens Schuyt is daarmee niet alles gezegd. Zo moet men ook de levensomstandigheden in rekening brengen. Bijvoorbeeld de ellende van de depressie en de oorlogsjaren.

Beleidsmatig is met name van belang hoe omgegaan wordt met de levensfase van 65 tot 75 jaar. Het gaat hier om relatief welvarende en overwegend gezonde mensen. Zij zijn niet alleen inzetbaar als mantelzorger, maar ook om tekorten op de arbeidsmarkt op te vangen. Daarnaast moet er meer oog komen voor het vraagstuk van de medische zorg voor de zeer ouderen in de laatste levensfase.

Het gereformeerd wetenschappelijk tijdschrift Radix (jaargang 33 nummer 4) verscheen met een themanummer over maakbaarheid. Ringo Ossewaarde, docent sociologie aan de Universiteit Twente, stelt daarin aan de orde hoe het huidige kabinet het maakbaarheidsideaal vorm geeft.

Dit ideaal is kenmerkend voor alle moderne samenlevingen. De denkrichting van regeringen wordt beheerst door de humanistische dialectiek tussen autonomie en controle. Er is keuzevrijheid, op voorwaarde dat de eigen keuzes niet bedreigend zijn voor de soeverein. Ook in de emancipatieagenda voor allochtone vrouwen is deze dialectiek aanwezig. De bedoeling is dat zij zich aan de invloed van hun omgeving ontworstelen en zich melden op de arbeidsmarkt. Sociale diensten krijgen zo een verlicht despotisch karakter.

In het beleidsprogramma van Balkenende IV komt de dialectiek tussen autonomie en controle vooral tot uitdrukking in de drang om talenten te exploiteren. Kennis vervalt daardoor tot een economisch product.

De vernieuwing richt zich niet op de allerhoogste waarden die de Europese beschaving te bieden heeft. Waarden zoals we die vinden bij Christus en Socrates. Het gaat thans om innovatie met het oog op de vergroting van de arbeidsproductiviteit.

In Socialisme & Democratie (jaargang 65 nummer1/2) analyseert vicepremier Bos de inhoud van de Den Uyllezing, die de op de linkerflank opererende Jan Pronk half december hield. Pronk bekritiseerde daarin het beginselprogram van de partij en de opstelling van zowel oud-premier Kok als Bos.

Pronk bepleitte een herwaardering van het ambitieuze gelijkheidsbegrip. Volgens Bos is gelijkheid echter een leeg begrip. Allemaal arm is een vorm van gelijkheid en allemaal ongelukkig ook. Met de in het beginselprogram opgenomen kwalificatie ”fatsoenlijk bestaan”, die door Pronk onder vuur genomen werd, wil de partij een ondergrens aangeven. Bovendien bevat het fatsoensprincipe onmiskenbaar elementen van gelijkheid en gelijkwaardigheid. De PvdA pleit niet zozeer voor gelijkheid als wel voor het bestrijden van ongelijkheden. Op die manier ontstaat voor veel mensen ook meer vrijheid.

Een ander kritiekpunt van Pronk was dat Bos de solidariteit te rationeel benaderde door te beklemtonen dat de middenklasse een welbegrepen eigenbelang heeft bij het financieren van de verzorgingsstaat. Die solidariteit staat volgens Bos zeer onder druk en morele argumenten alleen zijn onvoldoende om die overeind te houden.

Wel geeft hij Pronk toe dat hij onderschat heeft dat een te rationele benadering van de solidariteit ontmoedigend kan werken op een ieder die primair moreel gemotiveerd is. Grenzeloze solidariteit is echter niet hanteerbaar. Een genereus migratiebeleid laat zich vrijwel nooit verenigen met een uitgebreide verzorgingsstaat.

Pronk vindt dat de PvdA zich vooral moet richten op de onderklasse. Daartegenover stelt Bos dat de partij vanouds een coalitie wilde smeden van onderklasse, solidaire middenklasse en verlichte intellectuelen. Dat acht hij nog steeds van groot belang.

opinie voetnoot (u490(Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad.

Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer