Nederland deed in jaren '50 proeven met gifgas
HILVERSUM (ANP) – Onderzoekers van het chemisch laboratorium van TNO hebben in de jaren vijftig in opdracht van Defensie proeven uitgevoerd met gifgassen alssarin, tuban, soman en een nagemaakt gifgas met de naam Stof X. De experimenten met proefdieren hadden zowel plaats in Nederland, als in de woestijn van Algerije. Dat blijkt uit onderzoek dat HP/De Tijd journalist Mark Traa heeft verricht in de archieven van Defensie en waar hij deze week over publiceert.
Tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog maakte Nederland zelf chemische wapens, zoals mosterdgas dat in Nederlands–Indië lag opgeslagen. Maar na 1945 had Nederland zelf geen intentie meer om chemische wapens te bezitten of ontwikkelen, aldus een woordvoerder van Defensie. De gassen die werden gemaakt en de eerder genoemde proeven waren alleen bedoeld ter voorbereiding op een mogelijke aanval met chemische wapens door de Sowjet–Unie. Ook werden detectieapparatuur en beschermende kleding getest. TNO had daarvoor ook ruim 6 kilo van het Franse gas Stof X nagemaakt in het laboratorium in Rijswijk. Deze stof bleek giftiger dan sarin.Begin jaren vijftig werden deze zogenoemde chemische strijdgassen met sproei–installaties in de buitenlucht op proefdieren getest op het militaire oefenterrein De Vliehors op Vlieland en bij de Harskamp op de Veluwe. Na 1956 gebeurde het niet meer in Nederland, maar gebeurde het nog wel in samenwerking met de Belgen en Fransen in de woestijn in Algerije.
Daarvoor werd een proefveld gebombardeerd met granaten gevuld met verschillende gifgassen. Rond inslaggebieden stonden kooien met ratten opgesteld die bezweken in de gifwolken. Voor de Stof X werden ook schapen en marmotten gebruikt.
Het verhaal over de gifgassen, is onderdeel van een serie verhalen over Nederland in de Koude Oorlog, waarvoor Mark Traa tientallen meters archiefmateriaal heeft doorgenomen. Ook sprak hij betrokkenen, zoals een van de onderzoekers die bij de testen in de Sahara aanwezig was.
TNO zegt in een reactie sinds 1947 onderzoek te doen voor met name het Nederlandse ministerie van Defensie naar de dreiging van en bescherming tegen massavernietigingswapens. „Dit werk is altijd defensief geweest, dat wil zeggen: gericht op de bescherming tegen het gebruik van chemische strijdmiddelen van eigen strijdkrachten en de bevolking” , aldus een persverklaring.
„Ook op Vlieland is aan het begin van de vijftiger jaren, minimaal één zogenoemde open veldproef uitgevoerd. De schaal daarvan was zeer gering. De bevolking van Vlieland is daarbij niet blootgesteld aan giftige stoffen”.
Het aantal keren dat TNO in het verdere verleden hierbij betrokken was is zeer gering, zo is te lezen in de verklaring. „Vanaf eind jaren negentig is TNO niet meer betrokken geweest bij open veldproeven met echte middelen waar dan ook op de wereld. In Nederland was dat na ’Vlieland’ al niet meer aan de orde”.
TNO doet tegenwoordig nog wel proeven met echte strijdmiddelen. „Deze vinden plaats in meervoudig afgeschermde ruimtes die voldoen aan de strengste internationale normen”, aldus het instituut.