Respect voor politieagent niet misplaatst
„Wat jij, kwajongen.” Die korte opmerking was in 1893 voldoende om een Groninger die was betrapt op wildplassen achter de tralies te zetten. Hij had een politieman in functie beledigd. Kom daar nu nog eens om.
Agenten hebben er genoeg van. Hun incasseringsvermogen wordt tot het uiterste op de proef gesteld. De burger laat zich nauwelijks iets gelegen liggen aan de aanwijzingen van politiemensen. En als de agenten iets te duidelijk onderstrepen dat ze gehoorzaamd willen worden, lopen ze het risico een blauw oog op te lopen. De wetshandhavers willen dat er meer aandacht komt voor agressie en intimidatie jegens hen.Respect voor de man of vrouw in het blauw is de laatste dertig jaar sterk afgenomen. Was het voorheen gewoon dat burgers zich gedeisd hielden als ze ergens de politiepet zagen, na de culturele revolutie van de jaren zestig en zeventig verbleekte de glans van het uniform. Van de agent werd vooral verwacht zich „zo gewoon mogelijk te gedragen, geen allures te vertonen en vooral met begrip en veel praten de burger die uit de pas liep weer in het gareel te krijgen.” De barse diender moest een schappelijke kerel worden. Alleen dan wilden de dwarse burgers nog wel iets van hem aannemen.
Het gevolg van deze „democratisering van het politievak” is geweest dat in de jaren nadien agenten voortdurend aan gezag moesten inleveren. Inmiddels is de situatie ontstaan dat niet de agent de burger ter verantwoording roept en zo nodig corrigeert, maar dat de burger van de politieman verlangt dat hij verantwoording aflegt. Zo van: wie ben jij dat je me een bekeuring geeft. Daarbij moeten politiemensen steeds bedacht zijn op agressieve reacties en daar tactvol op inspelen.
Amerikaanse zakenlui
Die situatie is uniek. Men hoeft maar even de grens met Duitsland te passeren om te constateren dat bij onze oosterburen de politiepet nog altijd respect afdwingt. Een grote mond jegens een agent kan iemand duur komen te staan.
Datzelfde geldt voor de omgang tussen burger en politie in de Verenigde Staten. Wie daar brutaal is, belandt zo in de boeien, en die worden niet na een paar uur losgemaakt.
Een voorbeeld. De drie ietwat jolige zakenlieden -type ik heb het breed, dus laat het breed hangen en de hele wereld buigt voor mij als een knipmes- stonden op de luchthaven van Atalanta toch wel zeer beteuterd te kijken toen de grenspolitie hen stevig op hun nummer zette. De drie mannen maakten bij het overhandigen van hun paspoort aan de immigratiepolitie een licht spottende opmerking. De beambte gaf de reisdocumenten terug met de opmerking ”again”. De drie zakenreizigers vonden het kennelijk leuk en hard lachend gaven ze hun paspoorten opnieuw. Daarop nam de ambtenaar de documenten, legde ze in een la en zei dat de mannen achter een hekje moesten wachten. Schijnbaar onbewogen nodigde hij de volgende reizigers uit hun documenten te overleggen. Na vier, vijf mensen te hebben geholpen, sloot de beambte zijn desk en ging naar een kantoor. Het jolige drietal moest gewoon wachten. Lang wachten. Ze weten nu voorgoed dat er met Amerikaanse ambtenaren in functie niet valt te spotten.
Respect
Voor Nederlanders die veel lossere omgangsvormen zijn gewend, is zo veel machtsvertoon bijna lachwekkend. Toch is de vraag te stellen of Nederlanders zich niet meer bewust zouden moeten zijn van het nut en de noodzaak meer respect te tonen.
Allereerst is daar een formele reden voor. Gebrek aan respect, beledigen van agenten en ambtenaren in functie is strafbaar. Volgens Wetboek van Strafrecht artikel 267, lid 2, is de gangbare straf voor een opzettelijke belediging drie maanden gevangenis of een geldboete van de tweede categorie en deze straf kan met een derde worden verhoogd als een ambtenaar in functie is beledigd. De uitleg daarvan is in de loop van de jaren nogal verschoven. Iemand die vandaag de dag ”kwajongen” tegen een agent zegt, zal niet, zoals de Groningse wildplasser in 1893, direct in de boeien worden geslagen. En ook toen konden rechters soms wel relativeren. De veldwachter uit Olst kreeg geen gelijk toen hij klaagde dat de jeugd „ka, ka, ka” riep als hij voorbijflitste.
Maar echt schelden, beledigen en minachten van de gezagdragers was er voor de Tweede Wereldoorlog niet bij. Mensen die een loopje met deze regels namen, wisten dat de rechter korte metten met hen maakte. Nadeel was misschien dat de politie niet je vriend maar eerder een boze boeman was. Tegelijk wist iedereen dat met de sterke arm niet viel te spotten. Daar werd dus ook terdege rekening mee gehouden.
Bewaking nodig
Maar er pleit meer voor een groter respect. Wanneer breed in de samenleving geroepen wordt om herstel van waarden en normen, is een eerste vereiste dat degenen die geroepen worden de wet te handhaven met respect bejegend worden. Zolang zonder veel problemen agenten voor van alles en nog wat uitgemaakt kunnen worden, valt van een moreel reveil weinig te verwachten. Mensen zijn nu eenmaal niet van nature geneigd zich te voegen. In ieder schuilt een rebel en daarom heeft elk mens een bewaking nodig. Wanneer de bewakers niet serieus worden genomen is het hek van de dam.
De auteur is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.