„Mijn ouders zijn geroepen, ik niet”
AMERSFOORT - Even werd het stil tijdens een workshop over psychische problemen die voorkomen bij kinderen van zendingswerkers. Toen klonk de vraag: „Was Jezus ook een mission kid?” Er werd nagedacht. „Kan dat wel? Jezus vergelijken met kinderen van zendingsarbeiders?”
Zaterdag had in Amersfoort een speciale trainingsdag plaats voor thuisfrontcommissies. De dag werd georganiseerd door de Evangelische Zendingsalliantie (EZA) in samenwerking met negen andere zendingsorganisaties. Er waren ongeveer 450 belangstellenden. De trainingsdag was bedoeld ter toerusting van degenen die zendingsarbeiders ondersteunen vanuit een thuisfrontcommissie.In een hal was een kennisplein ingericht met diverse stands. Zo heeft de EZA een aparte afdeling voor verzekeringen met betrekking tot zendingswerk. Ook zijn er bureaus met professionals voor psychologische en pastorale hulpverlening voor zendingswerkers en hun gezinsleden. Er was een stand van een communicatiedeskundige die adviseert hoe een nieuwsbrief moet worden opgezet. Verder werden er allerlei workshops gehouden.
Kinderen van zendingswerkers, de zogenaamde ”mission kids” (mk’s), blijken vaak psychische problemen te hebben die verband houden met hun bijzondere omstandigheden. Tijdens de trainingsdag leidde Sifra Koops-Companjen, zelf een mk, een workshop rondom deze specifieke problemen. Zendingsechtparen vertrekken bijna altijd als hun kinderen heel jong zijn en keren meestal terug naar Nederland als hun kinderen in de puberteit verkeren.
Volgens Koops houden de typische problemen die bij mk’s optreden, verband met de psychologische ontwikkelingsfasen. Afhankelijk van hun leeftijd delen deze kinderen in de „ontreddering” van hun ouders. Ook ervaren de kinderen zowel bij vertrek als bij terugkeer een cultuurshock,. Zij leven tussen twee culturen maar hebben met geen van beide een echte binding.
Mission kids moeten zorgvuldig en met tact begeleid worden, aldus Koops. Om de cultuurshock bij vertrek en terugkeer goed op te vangen, dienen kinderen lang van tevoren stap voor stap te worden voorbereid.
Bijna alle mission kids worstelen met hun identiteit - in het bijzonder bij thuiskomst, wanneer ze vaak in de puberteit zijn. Ze voelen zich onbegrepen en vinden geen aansluiting bij leeftijdsgenoten. Een mission kid spreekt ten minste twee talen heel vloeiend, maar kan geen van beide goed spellen.
Volgens Koops, die uit ervaring sprak, kunnen leden van de thuisfrontcommissies veel betekenen voor de mk’s. Als voorbeeld noemde zij van hoeveel betekenis het voor haar en haar zussen was als bezoekers simpele Hollandse artikelen als hagelslag en kaas meenamen. Een zendingsgezin met opgroeiende kinderen is er ook bij gebaat wanneer het thuisfront nieuw verschenen kinderboeken opstuurt.
Kinderen van zendingswerkers vertonen ook wel eens de neiging tot rebellie, zei Koops, omdat van hen wordt gevraagd een toonbeeld van christelijkheid te zijn. Haar zus verzuchtte eens: „Mijn ouders zijn geroepen, maar ik niet. Ik heb niks gehoord.”
Op de vraag „of Jezus een mission kid was” kwam een bevestigend antwoord. „Ook Hij leefde tussen twee werelden en twee culturen, ook Jezus had maar een tijdelijke woon- en verblijfplaats, ook Hij voelde Zich niet echt thuis, waar Hij verkeren moest. Net als deze kinderen voelde ook Jezus Zich onbegrepen.”