Houd vast aan kwaliteit bewegingsonderwijs
De Tweede Kamercommissie onderwijs buigt zich morgen over de evaluatie van de opleiding vakleerkracht bewegingsonderwijs. W. Brobbel pleit ervoor de recent geboekte winst in kwaliteit vast te houden.
De kwaliteit van het onderwijs is veel in het nieuws geweest. In het oog springende zaken waren onder andere de parlementaire commissie onderwijsvernieuwingen, de urennorm in het voortgezet onderwijs en de brief van staatssecretaris Van Bijsterveldt over de (aanscherping van) accreditatie van de pabo’s. Thema’s waarbij verbetering van de kwaliteit van het onderwijs steeds centraal stond.Uitgerekend nu dreigen er in het basisonderwijs bij het bewegingsonderwijs ingrepen waarbij de recente kwaliteitsverbetering weer verloren dreigt te gaan.
Sinds de wetswijziging rond het vak bewegingsonderwijs heeft een groepsleerkracht geen bevoegdheid meer voor het geven van bewegingsonderwijs aan groep 3 tot en met groep 8. In de praktijk betekende dit dat vanaf mei 2005 afgestudeerde pabo’ers niet langer bevoegd zijn voor het vak.
Doel van de wetswijziging was een verbetering van de lessen bewegingsonderwijs door het opleiden van vakleerkrachten. Voor deze opleiding is een landelijk erkend certificeringskader opgesteld. Op basis hiervan heeft een behoorlijk aantal pabo’s een programma geschreven waarmee de vakleerkrachten op de basisscholen beslagen ten ijs komen. Deze opleiding is eind 2007 geëvalueerd, met als conclusie onder andere dat de beoogde kwaliteitsverbetering wordt gerealiseerd. Op het eerste gezicht een mooi voorbeeld van het verbeteren van kwaliteit in het onderwijs, met als grote winnaars de leerlingen, die (gemiddeld genomen) beter onderwijs in bewegen krijgen.
Taakverzwaring
Helaas is dit slechts een deel van het verhaal. De opleiding wordt als zwaar ervaren en het aantal vakleerkrachten op de basisschool is slechts mondjesmaat toegenomen. Dat de opleiding als zwaar wordt ervaren, is begrijpelijk. De totale opleiding kent een studielast van 800 uren en duurt twee jaar. Bij een volledige baan van 1659 uur op jaarbasis betekent het volgen van de opleiding een taakverzwaring van bijna 25 procent.
Dat het aantal vakleerkrachten op basisscholen niet significant is toegenomen, is eveneens verklaarbaar. Scholen hebben geen extra ruimte in de formatie gekregen om een vakleerkracht te benoemen.
Kiezen voor kwaliteit is kiezen voor het kind en vraagt om investeringen. Het beschikbaar stellen van studiefaciliteiten voor de vakleerkracht in opleiding en het bieden van financiële ruimte aan scholen om vakleerkrachten te benoemen zijn de meest voor de hand liggende oplossingen om aan de problemen van studenten en scholen tegemoet te komen. Opties zoals de bevoegdheid wijzigen of de opleiding aanpassen (lees: verlichten) gaan ten koste van de kwaliteit.
In Nederland wordt zeer veel geïnvesteerd in sport en bewegen. Projecten rond bewegen en overgewicht schieten als paddenstoelen uit de grond. In de voor- en naschoolse opvang werken scholen en sportverenigingen samen. De Alliantie School & Sport heeft een ambitieus plan om in 2010 op 90 procent van de scholen een dagelijks aanbod op bewegingsgebied te realiseren.
Het is daarom niet meer dan logisch dat de politiek die de wetswijziging heeft ingevoerd, ook haar verantwoordelijkheid neemt voor de uitvoering van de wet. Het behoud van de ingezette kwaliteitsverbetering vraagt niet om beweging van de bevoegdheid, maar van politici die hun verantwoordelijkheid nemen in het zorg dragen voor een goede uitvoering van een door henzelf ingevoerde wet.
De auteur is docent bewegingsonderwijs aan hogeschool Driestar educatief in Gouda.