Evidence-based
”Evidence-based” verwijst naar wetenschappelijk onderzoek dat experimenteel de resultaten bepaalt van een stof, methode, een aanpak. Als door middel van grootschalig onderzoek met controlegroepen statistisch de werkzaamheid van een aanpak bewezen kan worden, heet deze aanpak evidence-based.
De Onderwijsraad constateerde in 2006 dat er in Nederland weinig experimenteel onderzoek is gedaan naar de effecten van onderwijsmethoden, maar wel veel ontwikkelingsonderzoek wordt uitgevoerd. Meer wetenschappelijk onderzoek naar effecten zou meer evidence-based onderwijsbeleid mogelijk maken. De Onderwijsraad verwijst naar de gezondheidszorg, waar medicijnen pas op de markt komen als de werkzaamheid wetenschappelijk is aangetoond.K. P. E. Gravenmeijer en P. A. Kirschner, beiden hoogleraar onderwijswetenschappen te Utrecht, vragen zich dit af in een artikel met als titel ”Naar meer evidence-based onderwijs?” in Pedagogische Studiën (nr. 2007). Moeten we onderwijs uitvoeren uitsluitend via methoden waarvan experimenteel bewezen is dat zij werken? De schrijvers verzetten zich tegen deze gedachte. Die zou de rol van de leraar reduceren tot het uitvoeren van richtlijnen en protocollen, en dat komt de kwaliteit van het onderwijs niet ten goede. Bovendien is grootschalig experimenteel onderzoek in het onderwijs niet uitvoerbaar en betaalbaar. Ook zal men bij een verbetering van het onderwijs niet alleen moeten weten wat werkt, maar ook wanneer, voor wie en hoe deze werkt.
Het artikel geeft kritiek op de visie van de Onderwijsraad, die evidentie beperkt tot bewijs voor effectiviteit. Andere onderzoeksmethoden kunnen in de ogen van de Onderwijsraad nuttig en misschien zelfs noodzakelijk zijn in een fase van verkenning, uiteindelijk zal toch bewezen moeten worden dat het werkt. Dat inzicht in hoe iets werkt van directe betekenis kan zijn voor een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, blijft buiten beeld.
Op empirisch bewijs gebaseerde onderwijsverbetering hoeft zich niet te beperken tot bewezen werkzaamheid, stellen de schrijvers. Je kunt ook evidentie verzamelen om inzichten te ontwikkelen en te onderbouwen. Inzichten kunnen op een directe manier tot onderwijsverbetering leiden. Mutatis mutandis geldt dit ook concepten, oplossingen voor praktische problemen en het evalueren daarvan. Daarvoor heb je geen handelingsrichtlijnen en in protocollen vastgelegde onderwijsmethoden en -aanpakken nodig, waarvan de werking met behulp van dit onderzoek is aangetoond.
Wat voor het onderwijs meer van belang is dan instructies gebaseerd op evidence-based onderzoek, is wat drs. A. de Muynck opmerkt in een interview in DRS Magazine (januari 2008). Op een vraag waarom pabostudenten en ook leraren met name willen leren van tips die meteen resultaat opleveren en minder behoefte hebben aan het reflecteren op diepere lagen, zegt de lector: „Leerkrachten zijn ambachtslieden. Zij leren door vallen en opstaan hun vak. Leerkrachten zijn doeners: ze werken graag met kinderen, hebben er plezier in om onmiddellijk op situaties in te gaan. Dat is hun kracht. Maar daarin zijn ze ook kwetsbaar. Voor reflectie is rust nodig, stilstaan bij jezelf en bij wat er met leerlingen gebeurt. Je moet dan eigenlijk iets doen wat tegen de natuur van de leraar ingaat. Maar toch moet het gebeuren, omdat je anders de kans loopt dat leraren later vastlopen.”
In plaats van onderwijs te baseren op evidence-based onderzoek wordt hier een pleidooi gevoerd voor doen en reflecteren. Een betere weg voor de kwaliteit van het onderwijs!
In een artikel van Ton Mooij, ”Ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen en schoolse kenmerken”, in Kind en adolescent (november 2007) komen we de vraag naar evidence-based onderzoek voor het onderwijs echter weer tegen. De auteur citeert enkele resultaten van onderzoek naar hoogbegaafde leerlingen. Hoogbegaafde leerlingen, in het basisonderwijs en bij de overgang van basis- naar voortgezet onderwijs, blijken positieve effecten te ervaren van hun thuissituatie, zoals interesse van ouders, het doen van interessante activiteiten en de gezinscohesie. Zij kunnen echter negatieve effecten ondervinden van voor hen speciaal ontworpen leerarrangementen, zoals een ”plusklas”, omdat deze veelal reacties zijn op ontevredenheid van bepaalde ouders en bepaalde leerlingen.
De auteur houdt een pleidooi voor een transparant curriculum met doorlopende leerstoflijnen. Maar om tot de ontwikkeling van een dergelijke onderwijssystematiek te komen, dient empirisch onderzoek naar de effecten ervan op hoogbegaafde leerlingen te worden verricht. Dit ter realisatie van evidence-based onderwijs.
De roep om evidence-based onderwijs is meer een verlangen van onderzoekers dan van leraren en scholen, zo is mijn conclusie.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.