Kamer vraagt naar religiewet Wit-Russen
De Tweede-Kamerleden C. G. van der Staaij (SGP) en J. C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) hebben donderdag aan de minister van Buitenlandse Zaken vragen gesteld over de nieuwe religiewet in Wit-Rusland. Beide politici vrezen „een ernstige inbreuk op de rechten van godsdienstige minderheden.”
Woensdag nam het Wit-Russische Hogerhuis een nieuwe godsdienstwet aan. Elke niet-geregistreerde religieuze activiteit wordt daarbij verboden. Alle niet-Wit-Russen die betrokken zijn bij religieuze activiteiten moeten het land uit. De wet wordt van kracht zodra de president deze ondertekent.
De beide kamerleden vragen of de minister heeft kennisgenomen van de nieuwe godsdienstwet. Verder vragen beide parlementariërs de minister „of u met ons van mening bent dat de verwachting zeer gerechtvaardigd is dat de president ook daadwerkelijk de wet zal ondertekenen, dat deze derhalve op zeer korte termijn in werking zal treden, en dat dit een ernstige inbreuk zou betekenen op de rechten van godsdienstige minderheden?”
Ten slotte vragen de kamerleden op welke wijze uitvoering is gegeven aan de eerder gedane toezegging dat Nederland zijn zorgen over het wetsvoorstel aan de orde zou stellen in EU-verband en in de OVSE? „Waar heeft dat toe geleid?”
Van der Staaij en Huizinga-Heringa willen weten of de minister bereid is op de kortst mogelijke termijn zijn afkeuring uit te spreken over de aangenomen wet en de Wit-Russische premier op zijn verantwoordelijkheid te wijzen.
Europarlementariër drs. B. Belder verklaarde donderdag in deze krant alles in het werk te zullen stellen om deze ontwikkeling in Wit-Rusland te keren.