Zefanja 2:3

De profeet vermaant hier de inwoners van het land gerechtigheid en zachtmoedigheid te zoeken, met de belofte dat zij dan zouden verborgen worden in de dag van de toorn des Heeren. Zo geldt deze vermaning en plichtsbetrachting ook in onze dagen, om langs die weg verborgen te mogen worden in de dag van de toorn des Heeren. Israël werd immers in die tijd bedreigd met Gods toorn en oordelen. De dag van de wraak van God was aanstaande.

Wij beleven helaas nu ook een tijd waarin het er rondom ons zeer naar en duister uitziet en er boden van de dood van verre en van nabij gehoord worden. Het onweer van Gods grimmigheid dreigt van alle kanten de laatste slag te zullen doen, zo het niet door een spoedige bekering wordt voorkomen. De Heere roept ons als met luider stem: „Hoort de roede en wie ze besteld heeft.” Niet alleen is de dag van de Heere nabij, ze is er reeds en het besluit van God begint al te baren. En nog zijn er weinigen die erop letten en het recht ter harte nemen. Eenieder moet dit toch wel toestemmen, zo hij nog ogen in zijn hoofd heeft om te zien en een hart in het binnenste om te verstaan en op te merken. Hij moet het wel opmerken, zo hij niet willens blind is of alles aan het heidense noodlot toeschrijft.

Joachimus Mobachius,

predikant te Nijkerk
(”Christelijke zedekunst”, 1741)