Cultuur & boeken

De ramp ligt op het kerkhof

Titel: ”Van zee tot zee zal Hij regeren. De Gereformeerde Gemeenten en de watersnood van 1953. Deel 1”
Auteur: L. Vogelaar
Uitgeverij: de Ramshoorn, Goes, 2008
ISBN 97890 76466 66 8
Pagina’s: 304
Prijs: € 27,50.

Jacob Hoekman
30 January 2008 10:50Gewijzigd op 14 November 2020 05:30

Over hoe de gereformeerde gezindte de watersnood van 1953 beleefde, is niet bijster veel gepubliceerd. L. Vogelaar, officieus chroniqueur van de Gereformeerde Gemeenten, heeft dat hiaat wat zijn kerkverband betreft opgevuld. Precies 55 jaar na dato komt hij met het eerste deel van een omvangrijk verslag. Waarom moest de jonge Adrie Cijsouw, die de oorlog ternauwernood overleefde, tien jaar later verdrinken? Het is misschien niet de beste vraag, maar hij dringt zich vanzelf op en laat zich maar moeilijk weer wegstoppen.

Zaterdagmiddag 31 januari 1953, om 14.00 uur, vergadert de kerkenraad van de gereformeerde gemeente van Rilland-Bath. Voor het eerst is de nieuwe diaken Cijsouw erbij. Het zou ook voor het laatst zijn.

De 36-jarige waterstaatkundig opzichter, al langere tijd bezorgd over de veiligheid van de dijken, gaat na de kerkenraadsvergadering meteen naar de Westerschelde - het weer is immers bijzonder stormachtig. Zijn zorgen blijken niet overdreven: stukken dijk zijn al weggeslagen. Tegen 2.00 uur ’s nachts staat het water onvoorstelbaar hoog. Burgemeester J. A. de Goffau van Rilland wordt uit zijn bed gebeld en laat meteen de noodklok luiden. De burgervader spoedt zich met enkele anderen richting Bath. Het gezelschap neemt een bus en een taxi mee voor evacués. Bij Bath ontmoeten ze Cijsouw op zijn motor. Hij is erg emotioneel. „Ik héb het wel gezegd! Ik heb ervoor gewaarschuwd, maar ze hebben nooit willen luisteren!” roept hij naar de burgemeester.

Voor werk aan de dijk is het evenwel te laat. De groep gaat terug, zo goed en zo kwaad als dat gaat. De bus en de taxi rijden achteruit over de smalle dijk, burgemeester De Goffau loopt er naast, met zijn zaklantaarn. Op dat moment breekt de dijk bij Bath door. De buschauffeur rijdt snel naar De Goffau en Cijsouw, die steun zoeken bij een boompje terwijl het water hen omspoelt. De bus houdt het echter niet en wordt van de weg gesleurd. De inzittenden klimmen zo vlug als ze kunnen op het dak. Maar als ze daar zijn, is er geen burgemeester meer en ook geen waterstaatkundig opzichter. Beiden zijn weggesleurd door de kolkende zee.

Het was niet de eerste ramp die Cijsouw trof. Goed en wel tien jaar eerder, op 1 augustus 1942, stortte een geallieerde bommenwerper neer op zijn ouderlijk huis in Wemeldinge. Adries moeder, zijn twee broers en twee zussen en twee logerende nichtjes kwamen om in de vlammen - evenals de vijf inzittenden van de bommenwerper en drie buren. Van allen in het huis was de 26-jarige Adrie de enige overlevende.

Bij de ene ramp ternauwernood gespaard, bij een volgende ramp omgekomen: Vogelaar noteert dat opmerkelijke gegeven in een voetnoot in zijn boek ”Van zee tot zee zal Hij regeren”, samen met een soortgelijke gebeurtenis. Waarom gebeurde het? Antwoorden heeft de auteur niet. „Er hebben heel veel dingen plaatsgehad in die rampnacht waarvan de mensen later aangaven dat ze er niet uitkwamen. Waarom moesten Gods kinderen omkomen? Waarom brak de ene dijk door en de andere net niet? Je kunt niet zomaar zeggen dat Kruiningen erger gestraft werd dan Krabbendijke. Wie kan Gods raad doorgronden? Je kunt alleen maar zeggen dat het in de weg van Gods voorzienigheid gebeurde.”

Daarbij was de watersnood een roepstem voor degenen die overleefden, betoogt Vogelaar, in het dagelijks leven journalist bij deze krant. „De ramp werd in heel de gereformeerde gezindte en ook daarbuiten zo beschouwd. Daar was men heel helder in. Overigens was het een roepstem voor het hele land, en niet specifiek voor de mensen die in het rampgebied woonden. Ik ben daarom erg voorzichtig met woorden als straf en oordeel. Zulke begrippen moet je niet zomaar toepassen op de getroffenen.”

In zijn standaardwerk ”De ramp” spreekt journalist Kees Slager juist wel over gereformeerden die massaal geloofden in „straf van de wrekende God.” Het hoofdstuk dat de rol van het geloof behandelt, riep de nodige kritiek op vanwege de nogal afstandelijke manier van beschrijven. Menig slachtoffer voelde zich meer recht gedaan door de boeken van Rik Valkenburg, die wél veel aandacht had voor de plaats van geloof en kerk.

Het boek van Vogelaar heeft die aandacht als geen ander: het behandelt per plaats de gereformeerde gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland, Tholen en Sint Philipsland. In een tweede, nog te verschijnen deel moet de rest van het rampgebied aan de orde komen.

Het boek gaat vrijwel uitsluitend over hoe de ramp binnen de kring van de Gereformeerde Gemeenten werd beleefd. Dat wordt door sommigen als wat kerkistisch ervaren.
„Je moet een onderwerp nu eenmaal afbakenen. De ramp in zijn algemeenheid kun je niet beschrijven in een boek als dit. Bovendien past dit onderwerp in de lijn van het in kaart brengen van de geschiedenis van een kerkverband. Zo schreef ik eerder over de Gereformeerde Gemeenten in oorlogstijd en over leden van het kerkverband in Nederlands-Indië. Daarnaast waren de Gereformeerde Gemeenten relatief sterk vertegenwoordigd in het rampgebied. Van de 1836 dodelijke slachtoffers waren er tussen de 130 en de 140 van de Gereformeerde Gemeenten. Dan zit je op 7 à 8 procent van het totaal.”

Het eerste deel is nu verschenen, ruim 300 bladzijden dik. Er volgt in elk geval nog een tweede deel over de ramp en de Gereformeerde Gemeenten op Schouwen-Duiveland en daarboven. Is dat niet wat veel?
„Wanneer is het genoeg? Is het óóit genoeg? De ramp heeft vrij lang in de schaduw gestaan van de oorlog, zowel qua publicaties als herdenkingen. Met het verstrijken van de tijd gaan zo veel verhalen verloren dat je snel moet zijn om ze nog op te kunnen tekenen. Een van de redenen om aan dit boek te beginnen, is dat het goed is om gebeurtenissen vast te leggen voor de volgende generaties. Het kan tot jaloersheid wekken als mensen die de ramp meemaakten, een nabij leven kenden. Ik denk dan aan Psalm 78: We zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht. Daarnaast wil ik doorgeven dat veiligheid geen vanzelfsprekendheid is. Ons bezit is vergankelijk, en er is maar één veilige schuilplaats.”

Welke impact had de ramp op de geloofsbeleving binnen de Gereformeerde Gemeenten?
„Het besef van de vergankelijkheid van het aardse nam toe, merkte ik in gesprekken met overlevenden. In het algemeen werd wel opgeroepen tot verootmoediging. Toch klonk al vrij snel na de watersnood de vraag wat de ramp, in geestelijke zin, nu had opgeleverd. De ramp ligt op het kerkhof, werd al snel gezegd. Daarmee doelde men dan op het oordeel van de verharding. De scheuring van 1953 was dichtbij. En ook buiten de gemeenten leek het soms alsof er geen ramp was geweest. Al snel waren er weer kermissen. De kerkenraad van Yerseke protesteerde tegen de plannen van het gemeentebestuur om op 20 en 21 februari, nog geen drie weken na de ramp, de film ”Simson en Delila” te vertonen. Toch hoor je ook andere verhalen. Pas na de ramp ben ik bekeerd, vertelde iemand. Dan wordt het een extra groot wonder dat de ramp niet het einde betekende.”

Hoe ging het kerkverband om met de psychische problematiek?
„Traumazorg was er in die tijd gewoon niet. Psychische hulp stond nog in de kinderschoenen. Ik hoor vrij vaak dat er in preken niet zo veel aandacht aan de ramp werd besteed. Nu had je ook weinig predikanten, dus er werden vaak bestaande preken gelezen. Dat zal een van de oorzaken zijn. Wel was er extra ambtelijk bezoek voor de slachtoffers.”

”Van zee tot zee zal Hij regeren” kenmerkt zich door veel verhalen -inclusief honderden namen en data- van degenen die rechtstreeks bij de ramp betrokken waren. Het verhaal van de Rillandse diaken Cijsouw is er slechts één van. „Het is aardig compleet”, knikt Vogelaar. „Wat betreft het kerkelijk leven, van wat er in de notulen te vinden is en wat er verder bekend is, denk ik dat het meeste wel is opgenomen. Maar iedereen die de watersnood heeft meegemaakt, heeft natuurlijk zijn eigen verhaal. Dat krijg je nooit compleet.”

Is uit al die informatie nog iets onbekends naar voren gekomen?
„Wat mij persoonlijk opviel, zijn de geestelijke werkzaamheden die meerdere van Gods kinderen met de ramp hadden, zowel ervoor als erna. Ik denk dan aan mensen als ds. Bel, ouderling Pannekoek en ouderling Slager. Strikt genomen zijn die verhalen niet onbekend, maar ze troffen me bijzonder.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer