De demonstratie werd geleid door personeel van de elektriciteits- en gasbedrijven, maar werknemers van deels geprivatiseerde bedrijven als Air France, France Télécom en de spoorwegmaatschappij SNCF sloten zich bij de actie aan. Volgens Air France leidde het protest niet tot extra overlast voor reizigers.

Het personeel uit de openbare sector vreest dat het door de privatiseringen gunstige arbeidsvoorwaarden zal kwijtraken of zelfs werk. De privatiseringen maken deel uit van maatregelen die de centrumrechtse regering wil nemen om het begrotingstekort te verkleinen en te kunnen voldoen aan de eisen van het stabiliteitspact van de Europese Unie.

De demonstratie deed denken aan 1995, toen stakende werknemers uit de vervoersector het land gedurende drie maanden plat legden. Een jaar later wonnen de Socialisten de verkiezingen. De regering probeerde iedere vergelijking met 1995 donderdag te bagatelliseren. De demonstratie „is een boodschap van betrokkenheid bij de overheidsdiensten die we luid en duidelijk gehoord hebben omdat we het ermee eens zijn”, zei regeringswoordvoerder Jean-François Copé. Volgens onderminister van Industrie Nicole Fontaine was de demonstratie niet tegen de regering gericht, omdat de actie al gepland was voordat de regering in het zadel zat.

Minister van Financiën Francis Mer verklaarde na een gesprek met de vakbondsleiders dat de komende maanden mogelijk een akkoord kan worden bereikt met de vakbonden. Een dag eerder zei hij nog dat de regering de gedeeltelijke privatiseringen zal doorzetten.