Een tweede kans voor Schröder
Duitse commentatoren kunnen er nog altijd niet over uit hoe het op 22 september toch kon gebeuren dat de christen-democraat Stoiber bij de verkiezingen verloor van de sociaal-democraat Schröder. Een halfjaar voor de stembusgang lag de premier van Beieren nog mijlen voor op de bondskanselier.
Een paar weken voor de verkiezingen diende de watersnoodramp zich aan en won Irak aan actualiteit, waardoor Schröder nadrukkelijk in beeld was en alsnog langszij kwam.
Dat was de algemeen gangbare verklaring op de vroege maandagmorgen na de stembusgang, toen bleek dat SPD en CDU/CSU min of meer gelijk waren geëindigd, maar dat de SPD kon doorregeren dankzij de winst van de Groenen van Joschka Fischer.
Inmiddels is duidelijk dat die factoren, de watersnoodramp en Irak, inderdaad een rol hebben gespeeld bij de inhaalslag van Schröder, maar dat hij normaal gesproken niet had mogen terugkeren als bondskanselier. Waarom niet? Omdat de rood-groene coalitie, zo zegt de Frankfurter Allgemeine Zeitung (FAZ), de slechtste regering is die Duitsland na de Tweede Wereldoorlog heeft gehad. „Het behoort tot de politieke machtsstrijd de tegenstander niet alleen inzicht, maar ook kwaliteiten te ontzeggen. Daarom is een dergelijke bewering bij voorbaat ongeloofwaardig. In het geval van de regering-Schröder is ze echter van toepassing”, aldus de Duitse kwaliteitskrant.
Vervolgens geeft het dagblad een opsomming van punten waarop de regering de afgelopen vier jaar in gebreke is gebleven. Belangrijkste punt van kritiek betreft het ontbreken van een duidelijke politieke richting. De regering heeft slechts op maatschappelijk-politieke terreinen doelgericht gefunctioneerd. Hierbij denkt de krant aan zaken op het gebied van emancipatie en homoseksuelen, „sociaal-revolutionaire projecten die voortvloeien uit de geest van de jaren zeventig.”
Verder was de regering inconsequent bezig. Dat gold onder andere voor de ecobelasting, de justitiële hervormingen en het aanpakken van de extreem rechtse NPD.
Dit heeft van alles te maken met de wispelturigheid van de bondskanselier. Volgens de Frankfurter Allgemeine heeft Schröder geen principes. De constatering is niet nieuw. Prof. Arnulf Baring zei in 1999 in deze krant, Schröder was toen nog geen jaar aan de macht, dat „de 68’ers, waartoe de bondskanselier behoort, ons indertijd verbluft hebben doen staan dat ze van begin af aan niet wilden leren, maar beleren. Ons wilden ze vertellen hoe zij geloofden dat de wereld moest worden geïnterpreteerd. In kennis waren ze nooit geïnteresseerd. Het waren als jongelui al zeer handige machtstechnocraten, erin bedreven aanhangers te mobiliseren, macht te krijgen.”
Met andere woorden, Schröder is slechts in macht geïnteresseerd en hoe hij daaraan komt, maakt hem niet uit. Vandaar dat hij als het hem uitkomt een draai van 180 graden maakt. De FAZ letterlijk: „De kiezers hebben dat geregistreerd, zoals de opiniepeilingen en ten slotte het slechte verkiezingsresultaat van de SPD hebben aangetoond. De slechte prestaties van deze regering waren zo in het oog springend dat de burgers ze wel moesten zien.”
De vraag dient zich aan waarom deze regering door de kiezers niet is weggestuurd. Het antwoord van de krant is kort en bondig: „Het is de oppositie niet gelukt de kiezers de indruk te geven dat ze het beter kan.”
De overwinning van Schröder is er een van de armoe. De FDP heeft het aan de onhandige uitlatingen van vice-voorzitter Möllemann te danken dat ze zo laag scoorde.
De christen-democraten doen deze dagen hun best de duidelijke nederlaag voor te stellen als een overwinning. Als ze oprecht zijn, moeten ze toch zeggen dat ze het op een na slechtste resultaat sinds 1949 hebben behaald. Dat niemand de christen-democraten een cent had gegeven voor hun kansen, verandert weinig aan dit feit. Bij een zwakke rood-groene regering hadden ze op hun sloffen de 40 procent moeten kunnen halen.
Schröder heeft van de kiezers een tweede kans gekregen. Met het oog op de krappe meerderheid wordt getwijfeld aan de levensduur van de nieuwe regering. Nu is het niet voor het eerst in de geschiedenis dat een Duits kabinet met een flinterdunne meerderheid vier jaar uitzit. Helmut Kohl lukte dat ook van 1994 tot 1998.
De krappe meerderheid in de Bondsdag -negen zetels meer dan de oppositiepartijen- zal het voor de regering overigens moeilijk maken de nodige, maar pijnlijke hervormingen door te voeren. Met het oog op de vergrijzing en de economische malaise moet de welvaartsstaat een stevig dieet volgen.
Heeft Schröder de politieke moed het mes in de sociale voorzieningen te zetten? Of kijkt hij met één oog naar de aanstaande deelstaatverkiezingen in Hessen en Neder-Saksen? Met pijnlijke bezuinigingen maak je je niet populair bij de kiezers. Het gevaar dreigt dan dat rood-groen de hervormingen voor zich uit blijft schuiven. Daar is de Duitse burger op termijn niet mee gediend.
Bovendien is de vraag relevant hoe de oppositie zich opstelt. Schröder moet de hervormingen niet alleen door de Bondsdag maar ook door de Bondsraad, de Duitse Eerste Kamer, zien te loodsen. En daar heeft de oppositie de meerderheid. De SPD’er Lafontaine presteerde het in het verleden Kohl de voet dwars te zetten bij zijn hervormingen. Krijgt de SPD nu een koekje van eigen deeg? Die mogelijkheid moet niet uitgesloten worden geacht.
René Zeeman