Kerk & religie

Een postuum ereprofessoraat voor Wulfert Floor

De brief schrijvende mens is zo ongeveer passé. Vandaag rommelen we via mailverkeer maar wat aan: doei! We letten niet meer op een punt of komma, een typefout of stijlslordigheid. Wie van tijd tot tijd een tweedehands boek uit lang vervlogen tijden aanschaft, treft soms nog zorgvuldig handgeschreven epistels aan. Sommige briefschrijvers begonnen -net als de sofer, de Joodse kopiist van de thorarollen- zelfs opnieuw als ze een schrijffout hadden gemaakt.

Dr. ir. J. van der Graaf
24 January 2008 18:40Gewijzigd op 14 November 2020 05:29
FLOOR ...vereerd...
FLOOR ...vereerd...

In persoonlijke archieven werden correspondenties vaak zorgvuldig bewaard, terwijl de producten die door onze moderne machines zijn heengegaan al snel verdwenen zijn.Een van de notoire briefschrijvers uit een nog niet zo ver verleden was dr. J. J. Buskes. Op kleine blocnotevelletjes schreef hij talloze brieven aan vrienden en bestrijders, geestverwanten en andersdenkenden. Ik weet ervan mee te praten, nu eens in de ene categorie, dan weer in de andere. Maar hij kreeg ook respons en weerwerk, niet alleen publiekelijk vanwege zijn pennenvruchten, maar ook vertrouwelijk: in brieven van intimi, collegae, vrienden en dwarsliggers.

Toen zijn archief door het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme was geïnventariseerd, gaf dit instituut een selectie uit van de ”Brieven aan Buskes” (Donumreeks, 1990). Pikante lectuur!

Saillant
Menige brief daarin is een knipoog waard. Laat ik eerst enkele saillante momenten lichten uit deze reeks van epistels, voordat ik aan de brief toekom waar het me nu om gaat.

Prof. dr. F. W. Grosheide, aan de vooravond van de synode van Assen (9 maart 1926), die voor Buskes ingrijpende gevolgen zou hebben: „Eén ding geeft me moed. Ge kunt niet hervormd worden; wie dat zegt moet gereformeerd kunnen blijven.”

Prof. dr. H. Th. Obbink, over wat Herman Bavinck hem ooit toevertrouwde (15 april 1926): „Ik zie er geen kwaad in op zondag voor een preekbeurt te reizen, maar als ik het doe, dan erger ik de broeders zóó, dat ik maar niet meer preek in de verte, omdat ik dan altijd van zaterdagsavonds tot maandagmorgens bezet ben.”

Ds. K. Schilder (10 juni 1926): „Als ik het noodig acht voor het gereformeerde volk, zal ik ook tegen u strijden. En u zult het natuurlijk tegen mij doen. En zoo meenen we allebei, dat we den Geest en God een dienst doen.”

De Joodse verzetsstrijder dr. B. J. Chapon bij de opkomst van het nazisme (31 mei 1933): „Gij hebt u met heldenmoed geworpen in den strijd voor hen die lijden moeten voor een geloof, dat het uwe niet is, die vervolgd worden en ontrecht door hen, die dit ook doen in naam van het geloof dat door u wordt beleden.”

De dichter Gerrit Achterberg, toen hij een huwelijksgift van Buskes ontving (27 juni 1946): „Wij koopen er een kachel voor, en als straks de diepe winteravonden over dit land komen, zal het een goede gedachte zijn u in die vorm bij ons te weten.”

En ten slotte prof. dr. A. A. van Ruler (3 januari 1948): „Over het feit, dat een blad van de standing als de ”Waagschaal” zorgvuldig al mijn theologische bezigheden verzwijgt en alleen mopjes tapt over mijn politieke, doe ik nu maar het zwijgen.”

Bekaf
Maar dan een lange brief van K. H. Miskotte, toen hij al kerkelijk hoogleraar in Leiden was (10 augustus 1956). Buskes had hem kennelijk over dode punten heen geholpen. Over zijn laatste, pas verschenen boek ”Als de goden zwijgen” schrijft Miskotte dat het „een groote worp is, maar op het nippertje mislukt.” Hij vreest voor recensies van de vakmensen, „vooral die van het Oude Testament.” „Maar alla…’t is gedaan en ik ben er bekaf van.”

Ook Buskes, weet hij, zal erover gaan schrijven. Maar Buskes moet hem één ding beloven: praat niet over próf. Miskotte. „Het is iets hoffelijks in je, die ieder nadrukkelijk zijn titel gunt (prof. Van der Schuit!!, en elke alinea weer prof. Van der Schuit) maar ik ben geen professor in de echte zin - en ik wil niet zijn de kornuit van hen, die met die onbeschermde titel zich tooien als met een sjerp bij het boogschuttersfeest of het vendelzwaaien. Bakhuizen en van Unnik, dát zijn professoren.”

Trouwens, van Miskotte zelf is bekend dat hij zich als professor redelijk ongelukkig heeft gevoeld.

Hij noemt in dit verband, vanwege teengevoeligen uit de kring van de Gereformeerde Bond, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, niet nader te noemen, „quasigeleerden opgeblazen spreektrompetten van partijen”, die hij „tot op het merg koud” acht „voor elke wetenschappelijke zorg.”

Maar te midden van dit alles staan vier memorabele woorden: „Ik vereer Wulfert Floor.” Ik concludeer daaruit dat wat hem betreft deze eenvoudige landbouwer van Driebergen wel een ereprofessoraat zou hebben verdiend.

Tot troost van de christelijke gereformeerden noemt hij in één adem „met respect” A. Steketee, in 1869 christelijk gereformeerd predikant te Zaamslag, daarna docent aan de Theologische Hogeschool in Kampen, waar hij echter werd ontslagen omdat, zo luidde het alibi, „zijn fysieke krachten niet toereikend waren.” Hij leidde daarna, in diepe geestelijke overpeinzingen, een kluizenaarsbestaan in Zeeland.

Geleerden
Vanaf kansels wordt wel eens gezegd dat eenvoudige vromen soms dieper geleerd zijn dan geleerde professoren. Zoiets moet men niet te vaak zeggen, want dan wordt het verdacht. Maar het is soms toch waar, vond ook Miskotte. Want die vromen horen „het vrije waaien van de Geest.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer