Kerk & religie

Jobs ellende

„Want Gij schrijft tegen mij bittere dingen, en Gij doet mij erven de misdaden mijner jonkheid.”

18 January 2008 09:47Gewijzigd op 14 November 2020 05:28

Job 13:26 De grote gunstgenoot van onze Zaligmaker, Petrus, verloochende zijn Meester. Er kwam een tijd dat hij daarom lijden moest en dat hij zijn misdaad met bittere tranen beweende. Tot bewijs van deze waarheid dient nu het voorbeeld van de man Gods Job. Hij had wel een tijd van kwaad te doen gehad, maar voor hem volgde ook een tijd van kwaad te lijden. Zijn jeugd was wel een tijd van zondige vermakelijkheid, doch zijn hogere jaren waren daarna een tijd van welverdiende ellendigheid.

Dat is het waarover Job in onze tekst zo erbarmelijk klaagt tot God. Tevoren had hij onderzocht bij God wat toch de oorzaak was dat Hij streng met hem handelde. In vers 24 vraagt hij hoeveel misdaden en zonden hij heeft begaan. Hij zegt: Maak mijn overtredingen en mijn zonden mij bekend. Hij beklaagt zich dat de Heere hem verlaten heeft in zijn grote nood: „Waarom verbergt Gij Uw aangezicht en houdt mij voor Uw vijand?”

Hier vervolgt Job zijn kermen of God tot ontferming mocht bewogen worden. De inhoud van onze tekstwoorden is niets anders dan een droeve klacht van Job over de bitterheid en de zwaarte van zijn ellende. Twee dingen zijn hier aan te merken: de ellende van Job en de vergroting hiervan.

W. Saldenus,

predikant te Kockengen

(Een weeklage der heiligen, 1654)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer