Kerk & religie

Een dominee in het verkeer

Op dierendag 2007 heeft de schrijver van deze knipoog zijn rijbewijs gehaald. Van verschillende zijden is hij gefeliciteerd met dit roze geplastificeerde kaartje. Wel klonk de waarschuwing om de conditie in de gaten te blijven houden. Overigens is hij van plan om op het eiland Tholen zo veel mogelijk de fiets te blijven gebruiken. Predikanten hebben namelijk beweging nodig.

Ds. M. van Kooten
17 January 2008 13:34Gewijzigd op 14 November 2020 05:28

Ds. P. J. Leenmans schreef eens: „Een auto is een kreng van een ding, hij stinkt, hij is levensgevaarlijk, hij kweekt luie benen en dikke buiken en kost een hoop geld.” Het is allemaal wat grof uitgedrukt maar er zit wel een kern van waarheid in.Is het vandaag de dag een curiositeit als een predikant van middelbare leeftijd zijn rijbewijs haalt, een halve eeuw geleden was het heel gewoon. De predikanten van de vorige eeuw, wier levensbeschrijvingen onder ons verslonden worden, zijn bijna allemaal per fiets de gemeente in gereden, om deze in de jaren vijftig of zestig te verwisselen voor een auto.

Een man als dr. C. Steenblok, die in de crisisjaren van de vorige eeuw gereformeerd predikant van Lopik was, vormde in dit opzicht een uitzondering. Hij reed reeds vroeg in een auto. Nog uitzonderlijker was het dat hij, nadat een vraag aan het kerkbestuur of hij een garage voor zijn auto kreeg negatief werd beantwoord, zijn auto gewoon in de serre van de pastorie plaatste.

Een voorbeeld van zo’n late rijder is ds. J. T. Doornenbal. Hij haalde zijn rijbewijs in 1961 op 52-jarige leeftijd, nadat hij elf keer examen had afgelegd. Een paar dagen na het behalen daarvan haalde hij een paar CSFR-studenten van het treinstation in Apeldoorn op, om in de Oener pastorie te overleggen over een conferentie waarvoor Doornenbal zou spreken. Een van de deelnemers herinnerde zich de levensgevaarlijke tocht onder leiding van de predikant langs een kanaal naar de pastorie nog levendig en maakte dat later publiek. De studenten hadden doodsangsten uitgestaan.

Al doende leerde hij, want nooit lezen we dat hij een ongeluk veroorzaakte, terwijl dat gezien zijn pennenvruchten zeker te verwachten zou zijn. Want genieten van landschappen en dromen over het verleden laat zich niet combineren met het anticiperend gedrag dat in het verkeer verwacht wordt van de deelnemers.

Pedes apostolorum
Wanneer we echter een eeuw teruggaan, zien we zelfs dat de fiets nauwelijks of helemaal niet gebruikt werd als vervoermiddel. De predikant vervoerde zich dan per pedes apostolorum. De benenwagen dus, net als de apostelen. Voor de langere afstanden werd er een rijtuig ingespannen of verplaatste men zich per trein en omnibus.

De fiets was overigens nog niet eens zo gewild. In de memoires van dr. J. H. Gunning, die van 1894 tot 1913 Utrecht diende, kunnen we dat lezen. „Een paar dagen na mijn intree in Utrecht kreeg ik bezoek van een diaken die mij „ernstig en dringend” kwam verzoeken toch geen aanstoot te geven door velocipede (een ouderwetse fiets met een groot voorwiel en een klein achterwiel) te gaan rijden, want het bekommerend gerucht was algemeen verbreid, dat dit zou bestaan. De ergernis daarover zou groot zijn, verzekerde mijn broeder-ambtsdrager. Toen ik den goede man uitliet, stond zijn eigen rijwiel voor mijn deur! Een diaken, ja dat ging nog wel, maar een dominee op een fiets… neen, dat was toch heel bedenkelijk!”

Gunning nam de raad niet ter harte, maar fietste er lustig op los. Weldra volgden anderen zijn voorbeeld.

Als we nog verder teruggaan in de tijd, lezen we van predikanten dat ze behalve van de benenwagen gebruikmaakten van een paard. Zoals William Huntington, die een paard van een Jood had gekocht, waardoor het dier op de zaterdag gewend was te rusten en op de eerste dag der week kilometers kon maken.

Ook de schaats was hartje winter een vervoermiddel. Iemand zoals Kohlbrugge verplaatste zich er bijvoorbeeld mee op zondag, staat in zijn ”Kinderleer”.

En dan waren er natuurlijk ook de trekschuiten, waarin allerlei gesprekken werden gevoerd. Denk aan de herinneringen die Spurgeon, Sicco Tjaden en Christiaan Salomon Duytsch dienaangaande aan het papier hebben toevertrouwd.

Drukte
We kregen vele wensen en waarschuwingen door de bus bij het behalen van het rijbewijs. Zoals: „Een veilige deelname aan het verkeer.” Die wens is niet overbodig. Wat een drukte immers op de weg, vooral in het midden des lands. Iemand zei zelfs: „Welkom in de file!” Een bevriend predikant grapte dat nu naar een vliegbrevet moest worden gestreefd, om per helikopter de drukte van het verkeer te overstijgen.

Wat een drukte, maar ook wat een agressie in het verkeer. Het is niet overbodig dat men bij de voorbereidingen op het examen de nadruk legt op sociaal rijgedrag. Hoe verloederd ons land ook is, dat is toch een positief beginsel.

Het verkeer overziende, mogen we met Paulus wel zeggen dat we in het verkeer „elk uur in gevaar zijn.” Hoeveel personen verongelukken er per jaar? Predikanten zijn daarop geen uitzondering. Ds. J. van Sliedregt verongelukte in 1973 met zijn auto ter hoogte van Lexmond. Ds. F. J. Dieleman uit Yerseke verongelukte met zijn auto bij het oversteken van een spoorwegovergang in 1955. Ds. M. Jongebreur verongelukte in 1930 toen hij samen met een andere Veenendaalse collega op weg was naar de zendingsdag in Driebergen.

We mogen ons wel realiseren dat we niet „zomaar even ergens heengaan.” Ik denk aan die eenvoudige vrouw die door haar man op de knieën werd gevonden toen hij ging kijken, daar ze wat lang wegbleef en ze er samen met de auto op uit moesten. Deze vrouw had de Heere nodig om veilig door het verkeer te komen. Dat is niet kinderachtig, maar getuigt van de kinderlijke vreze Gods. Dat kunnen we elkaar niet genoeg voorhouden. Ook de vaak voortjakkerende voorgangers niet.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer