Duurzame veehouderij
De vis wordt duur betaald. De uitdrukking is bekend geworden door een toneelstuk van Heijermans dat beschrijft welke tol vissers moeten betalen voor hun levensonderhoud.
Vroeger was vis het vlees van de armen, maar vandaag de dag is het eerder voorbehouden aan de elite. Intussen lijkt ook het vlees duur betaald te gaan worden. Minister Verburg van Landbouw presenteerde vandaag haar toekomstvisie op de veehouderij en kondigde daarbij een omslag naar duurzame veehouderij aan, met een breed draagvlak in de samenleving.Die eerste doelstelling is zeker niet nieuw. Verburg beschrijft in haar brief hoe de veehouderij een donkere periode van milieubelemmeringen en dierziekten heeft meegemaakt, maar de laatste jaren duidelijk een ommezwaai heeft gemaakt naar een duurzame bedrijfstak. Het besef dat dierenwelzijn uiteindelijk ook in het belang van de boer is, is daar zeker doorgedrongen.
De minister wil er echter een schepje bovenop doen. Ze voorziet voor 2023 „een palet aan productiesystemen die alle zijn gestoeld op een verantwoorde filosofie, namelijk het leveren van kwaliteitsproducten met respect voor mens, dier en milieu.” Het realiseren van deze mooie beloften zal de nodige energie vergen.
Verburg, die zelf te midden van de koeien opgroeide, is zich daar zeker van bewust. Ze kiest er daarbij voor om de veranderingen uit de sector zelf te laten komen. Weliswaar zijn er subsidies beschikbaar voor innovaties, maar het zullen de veehouders en de verwante bedrijfstakken zelf zijn die deze uitdaging moeten oppakken. Terecht, afdwingen van dit beleid werkt niet.
Daarom is het ook verstandig dat ze de deur voor megastallen niet op slot heeft gegooid. Dit thema ligt erg gevoelig en om die reden stelt Verburg terecht dat zulke reuzenbedrijven alleen acceptabel zijn als ze juist uitblinken op punten als dierenwelzijn, diergezondheid en milieu.
Dat is echter niet het enige aspect waarvoor draagvlak in de samenleving nodig is. Verburg legt de vinger bij een andere flessenhals in haar beleid: de markt. Ze is niet bereid duurzame producten te gaan subsidiëren. De klant moet maar gaan beseffen dat er een prijskaartje hangt aan een biologische biefstuk. Tot nu toe valt dat echter tegen. Dat is opvallend, want consumenten zijn wel bereid meer te betalen voor luxe groenten en kant-en-klaarmaaltijden en soms ook voor de meerwaarde van gezonde of verrijkte levensmiddelen. Echter, zodra ook het welzijn van de dieren doorberekend wordt, blijkt de consument erg gevoelig voor het prijsverschil.
Hier zit de zwakke plek in de toekomstvisie van Verburg. In de sector is een grote afwachtende middenmoot die alleen mee zal gaan wanneer de consument over de brug komt. Bewustwordingscampagnes van de overheid en de sector zijn daarom onmisbaar.
Juist christenen zouden zich hierdoor aangesproken moeten voelen en het goede voorbeeld moeten geven. Ze zijn niet alleen geroepen tot vreemdelingschap maar ook tot rentmeesterschap. Daarbij kunnen ze niet om hun verantwoordelijkheid voor duurzame productie en dierenwelzijn heen. Wie niet bereid is daarvoor in de buidel te tasten maar wel voor andere luxe kiest, verliest recht van spreken.