Karl Barth geen afvallige gereformeerde meer
KAMPEN - De theologie van Karl Barth (1886-1968) riep in gereformeerde kring veel kritiek op. Dat was ook het geval binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Dr. K. Schilder en dr. C. Trimp zagen hem als een vijand van de gereformeerde theologie. Momenteel is Barth geen afvallige gereformeerde meer, zegt de huidige dogmaticus prof. dr. B. Kamphuis, maar is hij -ondanks blijvende kritiekpunten- toch weer actueel.
De theoloog René Barkema beschrijft in zijn boek ”Nee tegen Karl Barth? Een historisch-theologische terugblik” (uitg. De Vuurbaak, Barneveld) de houding van vrijgemaakte theologen ten opzichte van de theologie van Barth. Hij besteedt vooral aandacht aan het werk van de theoloog C. Trimp, die Barth geruime tijd tot het onderwerp van zijn studie maakte. Trimp promoveerde in 1961 aan de vrijgemaakte Theologische School in Kampen op het begrip heilsgeschiedenis bij Barth.God is God, zo luidde de boodschap van Barths geruchtmakende commentaar op de Romeinenbrief (1922). De mens heeft op geen enkele wijze beschikking over God. Tussen God en de mens bestaat een oneindig kwalitatief verschil. Niet de menselijke rede is het vertrekpunt van Barths theologiseren, maar de openbaring van de drie-enige God.
Tegelijkertijd wilde Barth niet achter de verlichting terug, maar hield hij de moderniteit in het vizier. Hij legde niet de nadruk op de normativiteit van het Woord van God. De mens met zijn vragen kreeg een belangrijke plaats. Barth is in die zin een moderne theoloog, aldus Barkema.
In Nederland waren de drie hervormde theologen Noordmans, Haitjema en Miskotte de meest toonaangevende figuren in het doorgeven van Barths theologie. Problematisch voor theologen van gereformeerden huize was dat zij dit deden in confrontatie met de theologie van Kuyper en het neocalvinisme. Terwijl men in synodaal gereformeerde kring Barth positiever begon te zien (zoals Berkouwer in ”De triomf der genade in de theologie van Karl Barth” uit 1954), moest hij in vrijgemaakte kringen buiten de poort blijven, aldus Barkema.
Schilder
Het was vooral K. Schilder (1890-1952) die binnen vrijgemaakte kring de aanval op Barth opende. Volgens Barkema heeft de theologie van Schilder voor een belangrijk deel profiel en kleur gekregen door de polemiek tegen Barth. De kritiek van Schilder spitste zich toe op diens openbaringsleer. Bij Barth komt de openbaringsdaad van God in verticale richting af op de mens, maar deze gaat in horizontale richting niet met ons mee. Gods openbaring is als een tangens, die de geschiedenis even aanraakt, of als een verticale lijn, die de horizontale slechts op één punt doorsnijdt. Maar er is geen continuïteit, geen vlak, geen geschiedenis.
Het probleem is dat Barth niet de hoogmoed van de mens (verlichting) op de korrel neemt, maar de neerbuigende liefde van God aantast. Tegenover Barths paradoxenleer plaatste Schilder de accommodatieleer zoals Calvijn die leerde. Accommodatie betekent dat God Zich aan de mensen aanpast. Het denken hoeft niet opgeofferd te worden of door paradoxen gebroken te worden, maar God verlost de rede om de mensen in geloof te laten zien.
De afwijzing door de Kamper emeritus hoogleraar C. Trimp (1926) van Barth staat in het teken van het accent op de betekenis van de vrijmaking. Die lag vooral in het vertrouwen op de vaste beloften van Gods onfeilbare Woord. Trimp kritiseerde Barths actualisme: Gods Woord wordt nooit objectief, maar God blijft altijd subject. De mens heeft ook geen plaats in het verbond, omdat Gods openbaring geen continue lijn in de werkelijkheid is. De eenzijdige beschikking (alleen God) laat geen ruimte voor de tweezijdige beschikking (God en mens in het verbond).
Zo is er ook ruimte voor een voortgang van Christus’ heilswerk van de vernedering tot aan de verhoging. Barth denkt in cirkels: de verzoening, de geschiedenis van Christus, is het midden van de cirkel. Klassiek is het echter om lineair te redeneren. Eerst was er een staat der rechtheid, daarna de zondeval en vervolgens de komst van Christus.
Begenadigd
Voor Barth is er ook geen principieel verschil tussen christenen en niet-christenen. Het enige verschil is dat christenen weten dat zij in Christus begenadigd zijn en dat niet-christenen dat (nog) niet weten. Door de geschiedenis van Christus als allesbeslissend te zien, rolt Barth de geschiedenis van het heil volgens Trimp op. Barth gebruikt confessionele termen, maar doet er totaal andere dingen mee. Daarmee misbruikt hij ze in feite. Bij Barth is er een doorbraak naar het modernisme, dat de gehoorzaamheid aan het geschreven Woord inruilde voor filosofische schematiek en speculatief denken.
De confrontatie die Trimp met de theologie van Barth voltrok, is definitief, aldus Barkema. „Hij heeft waardering voor de denkkracht en belezenheid van Barth, maar inhoudelijk is er op geen enkel punt sprake van waardering.” Barkema concludeert dat de huidige tegenstelling tussen Barth enerzijds en Schilder en de zijnen anderzijds niet meer absoluut is, maar dat de paden veel meer parallel lopen.
Opnieuw actueel
Volgens prof. dr. B. Kamphuis, hoogleraar dogmatiek aan de vrijgemaakte Theologische Universiteit, wordt Barth aan de vrijgemaakte Theologische Universiteit in Kampen nog altijd intensief bestudeerd en gelezen, zo zegt hij desgevraagd. „Ik geef ook regelmatig collegeseries waarin gedeelten van de Kirchliche Dogmatik worden gelezen, en mijn studenten zijn daarin zeer geïnteresseerd. Een verschil met vroeger is dat Barth niet gelezen wordt als zijnde een afvallige gereformeerde. Met name Schilder had de neiging om dat te doen, ook omdat hij zag dat sommige gereformeerden de gereformeerde leer gingen aanpassen aan Barths theologie. We zien Barth als een in de liberale theologie opgeleid theoloog die de betekenis van Gods openbaring en daarmee ook van de klassieke gereformeerde theologie is gaan inzien.”
Dat neemt volgens Kamphuis niet weg dat veel van de kritiekpunten van Schilder en Trimp toch weer terugkeren. „Naar mijn overtuiging hebben beiden heel goed ingezien dat bij Barth van een werkelijk ingaan van God in onze geschiedenis geen sprake kan zijn. Dat is maar niet een typisch vrijgemaakt punt van kritiek; sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw klinkt die kritiek van vele kanten, onder meer van Berkhof en Pannenberg. In zekere zin was zeker Schilder daarmee zijn tijd vooruit.”
Tegelijk blijkt dat Barth in de huidige postmoderne situatie weer een nieuwe actualiteit krijgt, aldus de Kamper hoogleraar. „Zijn nadruk op het kerkelijk karakter van de theologie, zijn verzet tegen algemene uitgangspunten die van buiten de openbaring komen - het keert in andere vormen weer terug en vraagt ook van ons nieuwe aandacht. Alleen al daarom blijft het nodig Barths theologie te bestuderen.”