Opinie

Eenheid

De synode van de Christian Reformed Church heeft het voornemen later dit jaar aandacht te besteden aan de formule voor ondertekening van belijdenisgeschriften. Kerkelijke ambtsdragers ondertekenen een standaardformule waardoor zij instemming betuigen met de gereformeerde formulieren van eenheid die de Christian Reformed Church meenam uit haar Nederlandse achtergrond.

16 January 2008 08:47Gewijzigd op 14 November 2020 05:27

Aan deze actuele bezinning levert Donald Sinnema een belangrijke historische bijdrage. In Calvin Theological Journal (jaargang 42, aflevering 2, 2007) geeft hij een historisch overzicht van de ondertekening van belijdenisgeschriften „in de Nederlandse gereformeerde traditie” vanaf de reformatietijd. Sinnema is hoogleraar theologie aan Trinity Christian College in de Amerikaanse staat Illinois en onder meer een kenner van de bronnen rond de Synode van Dordrecht (1618-1619).Een provinciale synode in Armentières wilde al in 1563 dat ambtsdragers de Nederlandse Geloofsbelijdenis ondertekenden die Guido de Brès twee jaar tevoren geschreven had. Daarop volgende andere synoden varieerden enigszins in de manieren van instemming (schriftelijk of mondeling) en de belijdenisgeschriften waarmee instemming werd betuigd. Zo vroeg de Synode van Emden in 1571, als teken van „eendrachtigheydt in de Leere”, schriftelijke instemming met de Nederlandse en met de Franse geloofsbelijdenis. De ondertekening betrof altijd predikanten, maar sommige synoden vonden het wenselijk dat ook ouderlingen, diakenen, en soms ook theologieprofessoren en ander docenten instemming met de belijdenissen betuigden.

De eerste vaste ondertekeningsformule kwam in 1574 tot stand in de Zeeuwse classis Walcheren. De Walcherse predikanten onderschreven dat de Nederlandse geloofsbelijdenis geheel Bijbels was, dat zij hun werkzaamheden daarnaar zouden richten en dat zij zouden bestrijden wat daarmee onverenigbaar was. In de tachtiger jaren van de 16e eeuw gingen de formulieren behalve als documenten „van eenheid” ook dienen als formulieren „van zuiverheid.”

In 1593 werd op kerkelijke vergaderingen in Alkmaar en Brielle besloten dat behalve de Nederlandse Geloofsbelijdenis ook de Heidelbergse Catechismus moest worden ondertekend.

Tijdens de remonstrantse twisten bleek ondertekening van de belijdenis op zichzelf niet ondubbelzinnig te zijn: sommige remonstranten ondertekenden ook, maar hadden daar zo hun eigen gedachten bij. Vanaf de beginjaren van de zeventiende eeuw komen er meer formules waarin ondertekenaars ook beloven dat zij zullen bestrijden wat met de belijdenisgeschriften op gespannen voet staat.

De nationale Dordtse Synode van 1618-1619 stelde tijdens haar nazittingen in mei 1619 ook een ondertekeningsformule vast. Ondertekenaars bevestigden het Bijbelse gehalte van de leer van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus „met de verklaring van enkele punten van de bovengenoemde leer, [zoals] gegeven in de Nationale Synode in 1619.” Daarmee waren er drie documenten die predikanten onderschreven. De formule die in de Christian Reformed Churches gebruikt wordt, staat dicht bij deze tekst.

De Nederlandse Reformatie heeft dus vanaf een vroeg stadium confessioneel gedacht: omdat één of meer belijdende geschriften de Bijbel goed uitleggen, verdienen zij instemming, met het doel kerkelijke eenheid en orthodoxie te bevorderen.

In de Revue d’études augustiniennes et patristiques (jaargang 53, aflevering 1, 2007) publiceert de roomse-katholieke onderzoeker Johan Leemans uit Leuven een artikel over een lofrede waarin de kerkvader Gregorius van Nyssa een zekere martelaar Theodorus gedenkt. Deze Theodorus was een christensoldaat die een heidense tempel in brand had gestoken, zijn christelijke belijdenis niet wilde verloochenen, en onder de keizer Diocletianus als martelaar was gestorven. De rede die Gregorius van Nyssa in het jaar 379 of 380 over deze martelaar schreef, bevat allerlei kritische passages over het heidendom. Leemans wil in zijn artikel duidelijk maken dat deze soms spottende opmerkingen in feite vooral betrekking hebben op keizer Julianus de Afvallige, die in de jaren 361-363 de heidense religie wilde doen herleven. Op het moment dat Gregorius zijn rede schreef, was die periode alweer verleden tijd. Dat Gregorius er vermoedelijk toch op teruggrijpt, verklaart Leemans uit het feit dat het heidendom „nog altijd een concurrent was, waarmee rekening gehouden moest worden.” De bestrijding ervan hielp „de christelijke identiteit te versterken.”

De publicatie van het tijdschrift Themelios, dat in deze rubriek van tijd tot tijd werd geciteerd, is tijdelijk stopgezet. Carl Trueman (Westminster Theological Seminary, Philadelphia) heeft aangegeven te willen vertrekken als hoofdredacteur. Het bestuur van de Universities and Colleges Christian Fellowship (UCCF) deed vervolgens onderzoek naar de vooruitzichten van het tijdschrift. Besloten is de publicatie voor anderhalf jaar op te schorten en daarna de eventuele mogelijkheden nog eens in ogenschouw te nemen. De keuze voor een later moment van heroverweging komt sympathiek over: een goed idee voor de uitgever van het onlangs opgeheven Gereformeerd Weekblad.

Aza Goudriaan, docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam en onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer