Afghanen willen nu eindelijk wederopbouw
Nog geen jaar geleden vocht Akhter Mohammed samen met de Amerikanen tegen de Taliban. Met een pistool aan zijn schouder haalt hij herinneringen op aan een uitzonderlijk hevige veldslag, waar 25 van zijn mannen en drie Amerikanen zij aan zij stierven. Inmiddels vindt Mohammed het de hoogste tijd dat de Amerikanen ophouden met vechten en iets nuttigs gaan doen.
„We hebben hen niet nodig om tegen de Taliban en al-Qaida te vechten. Dat kunnen we zelf wel”, zegt Mohammed. „We hebben hen nodig om het land op te bouwen”.
Een jaar nadat de Verenigde Staten op 7 oktober 2001 begonnen aan Enduring Freedom, de oorlog die de Taliban ten val bracht, zijn zo’n 8000 Amerikaanse soldaten nog altijd op jacht naar leden van de Taliban - de laatste tijd zonder veel succes, en tot steeds grotere ergernis van veel Afghanen. „Ze begrijpen onze tradities niet”, klaagt Hassan, plaatsvervangend chef inlichtingen in Asadabad in het oosten van Afghanistan. „Als ze vertrekken, komt er oorlog, maar als ze blijven gaat het ook niet goed. De mensen zijn kwaad en bang over wat de Amerikanen doen: huizen doorzoeken, vrouwen fouilleren (…)”.
Veel Afghanen zien de zin niet van de voortgaande strijd tegen de Taliban, terwijl de bevolking gemiddeld zo’n 2 dollar per maand verdient. Na de val van de Taliban in december hadden veel Afghanen hooggespannen verwachtingen. Meer dan 1,6 miljoen vluchtelingen keerden terug naar hun vaderland, in de hoop dat de economie eindelijk op gang zou komen. Inmiddels zijn de eerste ex-vluchtelingen alweer teruggekeerd naar Pakistan of Iran: in hun vaderland hebben ze geen huis en geen werk kunnen vinden. Bovendien staat de winter voor de deur en die wordt „heel, heel moeilijk”, zei VN-gezant Lakhdar Brahimi onlangs.
Van de infrastructuur is na 23 jaar oorlog weinig tot niets meer over, en het herstel is nog niet begonnen. In januari zegden internationale geldschieters op een conferentie in Tokio zo’n 4,5 miljard dollar toe voor de wederopbouw van Afghanistan, maar pas 100 miljoen dollar is daadwerkelijk overgemaakt. President Hamid Karzai heeft de wereld herhaaldelijk op het hart gedrukt dat ze al haar beloften na moet komen. De geloofwaardigheid van zijn regering hangt af van een spoedig economisch herstel - en dus van de internationale gemeenschap.
Buiten Kabul, waar Karzais regering nauwelijks iets in de melk te brokkelen heeft, waarschuwt vrijwel iedereen voor het ontstaan van een gewapende oppositiebeweging. De kans dat Afghaanse jongemannen genoeg krijgen van hun uitzichtloze positie en zich aansluiten bij een monsterverbond van Taliban-aanhangers, de factie van krijgsheer Gulbuddin Hekmatyar, die Karzai niet erkent, en andere groeperingen wier afkeer van Karzai en de Amerikanen opweegt tegen hun oppositie tegen de Taliban.
De opkomst van de Taliban maakte een einde aan de positie van de provinciale krijgsheren in Afghanistan, maar sinds de val van de Taliban zijn de krijgsheren terug. Ze worden alleen maar machtiger. Een tegenwicht in de vorm van een nationaal leger is er voorlopig niet. De Amerikanen hebben inmiddels een paar honderd Afghanen militaire training gegeven, maar die zijn niet in dienst genomen door het ministerie van Defensie. Het ministerie wordt gedomineerd door etnische Tadzjieken, die vooropgingen in de strijd tegen de grotendeels Pathaanse Taliban, en dus maakt Defensie alleen gebruik van Tadzjiekse milities.
De kwetsbaarheid van de regering in Kabul is de afgelopen maanden pijnlijk duidelijk geworden. Twee ministers zijn op klaarlichte dag vermoord. Karzai overleefde een aanslag op zijn leven. Verder hebben er tientallen bomaanslagen plaatsgevonden. Vorige maand kwamen dertig mensen om het leven toen een bom ontplofte op een drukbezochte markt in Kabul.
De etnische scheidslijnen worden dieper en de krijgsheren machtiger. Tot nu toe hebben de Amerikanen daar weinig aan gedaan, maar daar lijkt verandering in te komen. Op 20 september ging de Amerikaanse commandant in Afghanistan, Dan McNeill, naar de stad Herat om een vredesakkoord tot stand te brengen tussen twee rivaliserende krijgsheren, Ismail Khan uit Herat en Gul Agha Sherzai uit Kandahar. Beiden hebben duizenden gewapende mannen tot hun beschikking en verkeren in de positie om Afghanistan opnieuw te laten afglijden naar chaos en oorlog. Een jaar lang hebben de Amerikanen hen hun gang laten gaan. Inmiddels begint het besef te groeien dat er politieke oplossingen nodig zijn om de oude krijgsheren van het nieuwe Afghanistan te temmen.