Breed
Een wijde poort is het beeld van de ingang tot de stad van het verderf, omdat het eenvoudig en plezierig is om door een wijde poort in te gaan. Hier zijn geen vijanden die de mens kunnen tegenhouden. Integendeel, een ieder roept, lokt en nodigt u om in die stad te komen. Ja, iedereen biedt u zijn diensten en de behulpzame hand aan.
Hier behoeft men niet zijn lusten en lasten af te leggen zoals bij de enge poort. Nee, alles kan men hier behouden; werelds gezelschap, eer, voorspoed, vermaak, geld, zondige lusten en begeerlijkheden, eigen wil en eigengerechtigheid.Hoe meer u van zulke dingen binnen deze poort brengt, des te liever heeft de duivel het. Hoe werelds men zich daar kleedt en hoe meer in pracht opvalt, des te aangenamer men het daar vindt. Hier wordt geen nauwe consciëntie vereist, want hier slaat men deze juist op de mond.
U ziet wel dat deze poort iedereen toelacht. Geen wonder, want hier behoeft men geen eer en achting te verliezen van de wereld. Hier heeft men geen smaad en laster te verduren. Hoe groot, wijd en breed is toch deze helse poort. U behoeft daar dan ook niet zo behoedzaam te lopen en u zo te haasten, o, mens, omdat u te laat zou kunnen komen. O, als u maar voortgaat op die weg waarop de meeste mensen wandelen. Doch het einde zal het begin opklaren.
Joachimus Mobachius, predikant te Den Bosch (”De staat van een uitverkorene”, 1744)