Kerk & religie

Weg is vaak voorgoed weg

Elk jaar opnieuw worden enkele kleinere gemeenten opgeheven, of elders ondergebracht. Gezinnen met kinderen trokken weg, de ambten bleken niet langer vervuld te kunnen worden. De afgelopen twee weken werden op pagina 2 vier kleine gemeenten voor het voetlicht gehaald. Hier, afsluitend, nog één: de christelijke gereformeerde kerk in Lutten. Daaronder drie wat meer theoretische beschouwingen. „Ik zou toch op het belang van het gebed willen wijzen. De Heere verhoort, nog steeds.”

A. de Heer
10 January 2008 07:59Gewijzigd op 14 November 2020 05:26
De christelijke gereformeerde kerk in Lutten zal binnen niet al te lange tijd worden overgeplaatst naar het nabijgelegen Hardenberg. „De jeugd trekt weg; in Lutten wordt bijvoorbeeld niet meer gebouwd. En een vrij groot deel van de gemeente woont in Harde
De christelijke gereformeerde kerk in Lutten zal binnen niet al te lange tijd worden overgeplaatst naar het nabijgelegen Hardenberg. „De jeugd trekt weg; in Lutten wordt bijvoorbeeld niet meer gebouwd. En een vrij groot deel van de gemeente woont in Harde

Het is nog maar enkele maanden geleden dat de christelijke gereformeerde kerk (cgk) in De Krim haar deuren sloot. Recent werd bekend dat de cgk in het nabijgelegen Lutten wordt overgeplaatst, naar Hardenberg.„Ook wij zagen onze gemeente steeds kleiner worden”, zegt de scriba, ouderling G. W. Vlot.

Vanuit de gemeente kwam de vraag op welk beleid de kerkenraad ten aanzien van de toekomst wilde voeren. „We hebben toen een stuk opgesteld, ”Blik op de toekomst”.”

Hierin kwam de kerkenraad tot de conclusie „dat we in Hardenberg meer kansen hebben om te blijven voortbestaan en te groeien. In Hardenberg is tot nu toe geen cgk, en ook ten zuiden daarvan niet - in Almelo pas weer. En we wilden wel dat er in de regio in elk geval één cgk zou blijven.”

Zo klein als De Krim op het laatst was, 35 zielen; zo klein is Lutten nog niet. De gemeente telt nog bijna 170 (doop)leden. „Maar”, zegt de scriba, „als we niets doen, gaan we dezelfde kant op. De jeugd trekt weg; in Lutten wordt bijvoorbeeld niet meer gebouwd. En een vrij groot deel van de gemeente, wijzelf ook, woont al in Hardenberg.”

De kerkenraad besloot „in actie” te komen, maar dan wel ondersteund door een predikant. „We hebben contact gezocht met Noordscheschut, met de vraag of we samen een predikant konden beroepen.” Dat gaat nu gebeuren. Momenteel is het al zo dat de predikant van Noordscheschut, ds. P. van Dolderen, voor een deel van zijn tijd beschikbaar is voor Lutten. Als er een nieuwe predikant komt, wordt deze voor 50 procent verbonden aan Hardenberg (Lutten) en voor 50 procent aan Noordscheschut (naast ds. Van Dolderen).

In Hardenberg zal de cgk bijeenkomen in een schoolgebouw. „We willen ons meer gaan richten op buitenkerkelijken.” Wat er met de kerk in Lutten gebeurt, is nog wat onduidelijk. „Waarschijnlijk zal deze verkocht moeten worden.”

„Maar”, relativeert Vlot, „het zijn allemaal menselijke plannen. Als God er Zijn zegen niet aan verbindt, zijn ze gedoemd te mislukken. Maar, soms is het wel nodig menselijk te denken.”

„We denken te snel aan opheffen”
„Er wordt te snel gedacht aan opheffing”, is de stellige overtuiging van prof. dr. H. J. Selderhuis. „Maar, misschien ben ik te utopisch.”

„Wat is een kleine gemeente?” vraagt de christelijke gereformeerde hoogleraar zich af. „Ik ken leden van grote gemeenten die verlangen naar meer kleinschaligheid. We moeten af van de gedachte dat een kleine gemeente geen goede gemeente kan zijn.”

„Maar”, zegt hij, „het probleem zit ’m er natuurlijk vaak in dat de ambten niet meer vervuld kunnen worden of dat het kerkelijk leven geblokkeerd dreigt te raken doordat er geen mensen meer zijn.”

En toch, stelt prof. Selderhuis, „er wordt te vroeg gedacht aan opheffing. We worden goed op de hoogte gehouden van allerlei initiatieven om gemeenten in de grote stad nieuw leven in te blazen: in Amsterdam, in Rotterdam. Maar we moeten ervoor oppassen dat we aan hollanditis gaan lijden, dat het accent helemaal op die gemeenten komt te liggen. Ik vind het jammer dat er niet evenveel belangstelling is voor de problematiek van de kleine dorpsgemeenten.”

Neem De Krim, zegt de hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht, „ik heb daar altijd met veel genoegen gepreekt. De kerk staat er nog, maar er wordt niet meer gekerkt. Ik weet dat men biddend tot dit besluit gekomen is, en toch denk ik: Was opheffing de enige optie? Was er echt geen andere oplossing mogelijk?”

„Natuurlijk”, vervolgt hij, „ik begrijp best dat mensen daar soms gewoon de energie niet meer voor hebben; misschien heb ik ook wel gemakkelijk praten. Maar toch. Kan de classis hierin niets betekenen?”

„In De Krim heb ik de vraag gesteld of er nog een andere kerk op de grondslag van Schrift en belijdenis in het dorp was. Nee, zei de kerkenraad, die is er niet. Maar, vraag ik me af, is het dan niet denkbaar om eens te gaan kijken of er in de omgeving misschien leden wonen van de HHK, Gereformeerde Gemeenten, Vrijgemaakt, die in hetzelfde schuitje zitten? En die, omwille van het Evangelie, van de kerkelijke presentie in die regio, de overstap zouden willen maken?”

Het klinkt misschien utopisch, erkent hij, „maar, ook in het licht van de kerkhistorie, moet dit toch mogelijk zijn? Ik begrijp niet dat je als leden van de gereformeerde gezindte wel in staat bent om zes weken gezamenlijk vakantiediensten in Italië te houden, maar niet om dit 52 zondagen per jaar in een dorp in Oost Nederland te doen. Als dat niet kan, zit er iets niet goed in ons denken. En het argument dat er in Italië geen andere kerken zijn, gaat hier niet op, want dat is nu juist het probleem.”

De hoogleraar stelt verder vast dat er ook in het verleden van sommige gemeenten gezegd is dat ze geen toekomst meer hadden. „Maar neem Hasselt, waar wij bij zijn aangesloten. Ooit telde deze gemeente nog 60 leden. Nu zijn dat er bijna 400.”

Hoe verklaart hij die groei? „De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het hier niet gaat om groei vanuit de wereld, maar vanuit, laat ik zeggen, de concurrent. We hebben er veel mensen bij gekregen vanuit de Gereformeerde Bond in Hasselt. En dat is geen winst voor het Koninkrijk.”

Hoe nijpend is de situatie binnen de CGK als het gaat om kleine gemeenten? „De laatste jaren zijn verschillende gemeenten opgeheven, en ik denk dat dit er nog wel een paar meer worden. Maar ik blijf erbij dat wij te snel denken: groot is goed. Misschien moeten we er wel bewust voor kiezen om ons bij een kleine gemeente aan te sluiten.”

„Vaak kan ik het ook wel begrijpen”
Grote gemeenten -met name in de zogenoemde biblebelt- worden groter, kleine steeds kleiner. Die trend is (ook) zichtbaar binnen de Gereformeerde Gemeenten.

In zijn Jaaroverzicht 2007 in De Saambinder van 27 december schrijft ds. G. J. van Aalst dat de kleine stadsgemeente in Haarlem „zoals het er nu naar uitziet” binnen niet al te lange tijd moet worden opgeheven. „Evenzo is het de vraag of de gemeenten Almelo en Wierden zelfstandig kunnen blijven voortbestaan”, aldus de predikant. „Komend voorjaar zullen er waarschijnlijk nadere besluiten vallen over de toekomst van deze gemeenten.”

Overigens: tegenover deze „verdrietige ontwikkelingen” staat dat er in Ede een nieuwe gemeente kon worden geïnstitueerd, zo meldt ds. Van Aalst.

Ontwikkelingen als in Wierden en Almelo, of in Noord-Holland -dat heel wat kleine gemeentetjes telt- „zou je met alles wat in je is willen keren”, zegt ds. A. Schreuder, voorzitter van het deputaatschap evangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten. „Je bent wel eens bang dat de kerk uit hele regio’s verdwijnt.”

De predikant uit Rijssen-Zuid wijt het onder andere aan de sterk toegenomen mobiliteit. „De noodzaak om dicht bij je werk te wonen, is er niet meer zo. Heel concreet: je kunt nu prima in Enschede, Almelo, Wierden werken, maar in Rijssen wonen en kerken. Een aantal jaren geleden was dat nog ondenkbaar.”

Mensen kiezen er vaak ook voor om ergens te gaan wonen waar een reformatorische school in de buurt is. „En”, zegt ds. Schreuder, „ik begrijp dat ook wel. Je kunt wel zeggen: het zou beter zijn als jonge gezinnen bij een gemeente bleven, maar als je je kinderen nu niet meer naar de christelijke school op het dorp kunt sturen? Wat ik dus heel jammer vind, verdrietig vind, kan ik ook weer begrijpen.”

Vanuit gemeenten in de stad komt bij het deputaatschap „regelmatig” de vraag of een doorstart niet mogelijk is: de gemeente zou dan evangelisatiepost worden. „En dat lijkt een heel simpele vraag”, aldus de Rijssense predikant. „Je hebt al een gebouw enzovoort. Maar dat zou dan betekenen dat je een heel aantal kleine gemeenten gaat omzetten in evangelisatieposten. Is dat de bedoeling? Het gaat toch om de bediening van Woord én sacrament. En: een post heeft vrijwilligers nodig, op termijn zou je er ook een evangelist willen plaatsen. Dan merk je dat je, als klein kerkverband, tegen je grenzen aanloopt, ook in financieel opzicht. We willen proberen om, vanuit de classis, zo lang mogelijk hulp te bieden aan gemeenten in de stad. Want wat weg is, is vaak voorgoed weg.”

Samenvoeging blijkt ook niet altijd de oplossing. „Mensen hebben een geschiedenis met zo’n gemeente, zijn er emotioneel aan verbonden. Zou je dan voor samenvoeging kiezen, dan is het vaak het beste om ergens opnieuw te beginnen.”

Een mooi voorbeeld noemt de predikant wat er in het Friese Akkrum is gebeurd. „Die gemeente is een aantal jaren geleden opgeheven. Het geld dat toen vrijkwam bij de verkoop van het kerkgebouw, en een stukje vermogen dat er nog was, is ondergebracht in een stichting, de stichting Friesland. Die heeft zich ten doel gesteld het evangelisatiewerk in Friesland te ondersteunen. Als deputaatschap hebben we toen in Leeuwarden een gebouw kunnen kopen ten behoeve van de evangelisatiepost. En daar kerken nu ook de mensen uit Akkrum. Ik vind dat een heel mooie oplossing.”

„Niet meer zo in aantallen denken”
De Gereformeerde Bond (GB) in de Protestantse Kerk in Nederland kent een commissie steunfonds kleine gemeenten. Dit fonds, dat sinds 1988 bestaat, heeft als doel het in stand houden én stimuleren van predikantsplaatsen - aanvankelijk alleen in de grote en middelgrote steden; sinds tien jaar ook in kleine (plattelands)dorpen.

Drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de GB, benadrukt dat het fonds niet bedoeld is om een beroep op te doen als de pastorie of het kerkgebouw een opknapbeurt nodig heeft, of de wens leeft een pastoraal werker aan te stellen. „Onze inzet is dat het Wóórd op een bepaalde plaats verkondigd kan blijven worden.”

En dat loopt niet alleen gevaar in de (middel)grote steden, maar ook in sommige kleine dorpen. Vergunst noemt plaatsen als Stad aan ’t Haringvliet, Kollum, Hellouw, Stavenisse. „Er is weinig werkgelegenheid in de buurt, jonge mensen trekken weg. In sommige plaatsen verzwaarde de recente scheuring de zorg.”

Hij herinnert ook aan de discussie rond de predikantstraktementen. Sinds 1 januari 2005 kent de Protestantse Kerk een uniforme regeling voor predikantstraktementen. Deze viel voor veel kleine gemeenten nadelig uit. „Het basisbedrag ging van 46.000 naar 64.000 euro, wat voor gemeenten als Noordhorn, Everdingen en Sint Anthoniepolder moeilijk is op te brengen. Overigens zijn voor komend najaar nieuwe voorstellen hierover in de synode te verwachten.”

Vergunst geeft aan dat de bond er „alles” aan wil doen om de Woordverkondiging op een bepaalde plaats te behouden. „Waarbij we wel nuchter moeten zijn: als er geen basis en draagvlak meer is, houdt het op.”

Ook voor een dorp is het belangrijk dat de kerk blijft voortbestaan, zegt hij. „Mede met het oog op de sociale samenhang. Winkels zijn er soms niet meer en de Rabobank is vervangen door een pinautomaat. Laat ik het voorbeeld geven van Dussen en Hank, in Brabant. In Dussen worden twee diensten per zondag gehouden; in Hank is er een middagdienst. Daar komen, zeg, twintig mensen. Dan kun je de vraag stellen: kunnen de mensen uit Hank niet naar Dussen gaan? Maar het is mogelijk dat als je voor die oplossing kiest, veel van hen niet meer naar de kerk zullen komen.”

We moesten in onze tijd maar niet meer zo in aantallen denken, meent Vergunst. „Een predikant in het noorden preekte op zondagavond voor 25 mensen. Een hoorcommissie uit het midden van het land was daar verbaasd over: preken voor 25 man?! De predikant gaf aan dat zo’n opmerking hem werkelijk pijn deed.”

Welke alternatieven ziet hij voor opheffing? De algemeen secretaris wijst op het belang van trouw zijn in het pastoraat, van creativiteit in het zoeken naar samenwerking, van het jeugdwerk ook - zelfs als er relatief weinig jongeren meer zijn. „En de hervormde gemeente in Rijssen, met haar zes predikantsplaatsen, heeft de kleine gemeente rond de Martinikerk in Groningen geadopteerd.”

„Maar”, zegt hij, „ik zou toch allereerst het gebed willen noemen. De Heere wil dat ook verhoren. In een kleine hervormde gemeente konden de ambten nauwelijks meer vervuld worden. „Is het een Bijbelse weg om dan aan de vrouw in de gemeente te denken?” kreeg is als vraag. Ik heb gezegd: „Laten alle gastpredikanten het voortbestaan van de gemeente in het gebed opdragen.” Toen ik later een ouderling ontmoette en vroeg hoe het was, zei hij: „Vergunst, je zult het niet geloven, maar we hebben er twee ouderlingen bij gekregen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer