De wereldsgezindheid van de gereformeerde gezindte
AMERSFOORT - „Is de gereformeerde gezindte niet werelds geworden als het gaat om bezittingen?” vraagt prof. dr. W. J. op ’t Hof zich af. De bijzonder hoogleraar gereformeerd piëtisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam verzorgde vrijdag het hoofdreferaat op een symposium in het kader van het tienjarig bestaan van het Hoornbeeck College in Amersfoort.
Het symposium ging over de betekenis van de (Nadere) Reformatie voor kerk, gezin, onderwijs en samenleving anno 2008, met de focus op ds. Johannes Hoornbeeck (1617-1666).Prof. Op ’t Hof, hersteld hervormd predikant te Urk, lanceerde zijn opmerkingen over de wereldsgezindheid van de gereformeerde gezindte naar aanleiding van een vraag over woekerwinsten. „We hebben het zo goed. Als we 30 procent zouden moeten inleveren, zouden we nog wel kunnen leven, maar konden we geen dure auto’s rijden en dure bankstellen kopen. Ik vrees wel eens dat we als gereformeerde gezindte meegegaan zijn met de moderniteit en werelds geworden zijn.”
De predikant wees erop dat bij vergaderlocaties van predikanten en schoolbesturen nogal eens dure auto’s te zien zijn. Hij merkte op dat de nadere reformatoren ageerden tegen deftige herenhuizen en modieuze kleding en pleitte ervoor om er ernst mee te maken om 10 procent van het jaarlijkse inkomen aan goede doelen te geven.
Rome
Met zijn opmerkingen voerde hij geen pleidooi voor een lage maatschappelijke klasse. Prof. Op ’t Hofs referaat ging over de nadere reformator Johannes Hoornbeeck, naar wie de landelijke reformatorische scholengemeenschap voor middelbaar beroepsonderwijs genoemd is. Hoornbeeck kwam uit de hogere klasse. Bij die klasse bleef hij ook behoren, getuige zijn huwelijk met een koopmansdochter en zijn portret dat door de beroemde Frans Hals geschilderd werd.
Volgens prof. Op ’t Hof behoorden nogal wat nadere reformatoren tot de hogere klasse, onder wie Willem Teellinck en Jodocus van Lodenstein. Door hun voorname positie waren ze geloofwaardig voor de overheid en konden ze op niveau over hun punten van nadere reformatie spreken.
Die punten had Hoornbeeck ook - al had hij dan geen actieprogramma, zoals sommige primaire vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Prof. Op ’t Hof somde vrijdag twaalf punten op waarin Hoornbeeck voor deze tijd tot lering kan zijn. Het eerste was zijn kritische houding tegenover de Rooms-Katholieke Kerk. „De jeugd van nu ziet nauwelijks meer kwaad in Rome. Vergis u niet: de rooms-katholieke leer is zielsverwoestend en afgodisch. Hoornbeeck zou zijn vinger opsteken en zeggen: „De leer van Rome is niet veranderd.” Hij zou in zekere zin zelfs zeggen: „Liever Turks dan paaps.”
De bijzonder hoogleraar haastte zich om eraan toe te voegen dat Hoornbeeck ook een kritische houding had tegenover de islam, die hij gelijkstelde met een heidense religie. „In de islam gaat het om een totaal andere god dan de God van de Bijbel.”
Hoornbeeck was, aldus prof. Op ’t Hof, ook kritisch jegens het jodendom. „Hoornbeeck was tegen de bouw van synagogen. Hij zou niet meegaan met de nu heersende trend dat het bij joden en christenen om dezelfde God gaat. Het gaat om Christus.”
Zielige mensen
Een ander punt waar de kritische geest van Hoornbeeck nu nog van belang kan zijn, is dat van de rede. De Urker predikant waarschuwde voor het op de troon zetten van het verstand. „Geef de jeugd mee dat de mens meer is dan verstand. Als knappe koppen zich op het gebied van gevoel en emotie niet goed ontwikkelen, worden het zielige mensen en gaat het mis met hen in de maatschappij.” Hij ziet een taak weggelegd voor docenten van bètavakken om het hierover met hun studenten te hebben.
De inleider pleitte voor het ter sprake brengen van het onderwerp bevinding tijdens de sollicitatiegesprekken en in de klas. Hij haalde het voorbeeld aan van een klas waarmee over een bevindelijk onderwerp gesproken werd. Een leerling zei na afloop meer geleerd te hebben dan tijdens tien godsdienstlessen.
Liefde van boven
Ds. Tj. de Jong, hersteld hervormd predikant te Staphorst, gaf in zijn openingswoord aan dat de bij het Hoornbeeck College betrokkenen niet zelfgenoegzaam mogen worden nu de school tien jaar bestaat en het goed gaat. „Het gaat er niet om dat wij het goed gedaan hebben, maar het gaat om de Heere Die ons dit alles gaf. Als de liefde van boven er niet is, dan is het allemaal niets, ook al doen we het in de maatschappij nog zo goed.”
Vijf keer om stilte moeten vragen
AMERSFOORT - „Het is niet Bijbels om te stellen dat een docent het gezag moet waarmaken.” Deze stelling, die tijdens een workshop op het symposium ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Hoornbeeck College door ds. A. A. Egas werd geponeerd, zorgde voor flink wat discussie. Een deelnemer stelde dat docenten gezag moeten verwerven, onder andere door een goede voorbereiding en door kennis van zaken te hebben.
Ds. Egas meent dat men met die stelling te ver meegaat met de tijdgeest. De christelijk gereformeerde predikant te Middelharnis haalde de nadere reformator Petrus Wittewrongel aan, die het een Bijbelse eis vond dat leerlingen hun docenten met eerbied bejegenen. De predikant vroeg zich af waar het respect van de jongeren voor de docenten is gebleven. Als voorbeelden noemde hij het vijf keer moeten vragen om stilte voordat een les begint en jongeren die al brood kauwend met een docent praten.
Volgens ds. Egas gaat het hier om wezenlijke zaken. „We tolereren veel dat niet past in het Bijbelse gezag. Dat werkt door. De manier waarop leerlingen naar docenten kijken, beïnvloedt hun beeld van God.”