Doe open
„…klopt en u zal opengedaan worden.”
Mattheüs 7:7Wilt u weten wat dat kloppen is? Het is een hartelijk pleiten en een aanhoudend bidden. Dat is het kloppen zoals het in de Schrift verstaan wordt. Hieraan is de belofte van opengedaan te zullen worden, zoals onze tekst vervolgt. O, hoe zucht, bidt, kermt, bedelt en worstelt de ziel nu daarom. Hoe dringt hij nu steeds sterk aan om toch binnengelaten te worden door de poort van de hemel. Hoe bestormt de ziel door zijn zuchten, gebeden en tranen dan deze poort, om hem te openen en erdoorheen te dringen. Soms drukt hij zich uit met deze woorden: Ach, Heere Jezus, doe mij open. O, wilt U naar dit wormpje horen? Ach, mocht ik deel aan U hebben, mocht ik U tot mijn Goël, tot mijn Losser en oudste Broeder hebben! Mocht ik eens een aanblik van Uw liefde en gunst gewaar worden en zo verzekerd zijn dat Gij de mijne en ik de Uwe ben voor tijd en eeuwigheid. O, dit zou mijn zieke ziel genezen. Dit zou een balsem zijn voor mijn wonden en een dronk koud water op mijn vermoeide ziel.
Zo blijft zo’n ziel onophoudelijk kloppen aan de poort van de goddelijke genade en barmhartigheid. Al schijnt het dan dat het liefdehart van Jezus in de aanvang hard en gesloten is en al houdt Hij Zich in het eerst vreemd, die ziel kan en durft niet weg te gaan voordat hij een kruimel heeft ontvangen.
Joachimus Mobachius,
predikant te Den Bosch
(”De staat van een uitverkorene”, 1744)