Behouden door een wonder
Voetje voor voetje loopt de 26-jarige Teunis-Jan van de Krol achter een rollator. Zijn ergotherapeut loopt naast hem. Bij de tafel aangekomen, adviseert deze hem hoe te gaan zitten. „Zet maar een hand op de tafel.” „O ja.” „Je mag er ook twee neerzetten.” De tweede hand volgt. Een spoorwegongeval begin dit jaar maakte bijna een einde aan het leven van de jongeman. Een einde aan zijn idealen. Bijna. „Het was een roepstem. Gelukkig weet ik waar de kracht vandaan moet komen, en dat daar één Persoon voor nodig is.”
Op de vroege ochtend van 27 januari heeft Teunis-Jan van de Krol gemolken bij een boer in Barneveld-Noord. „Ik verhuurde mezelf als arbeider bij boeren.” Zijn noeste arbeid heeft hem geen windeieren gelegd; hij rijdt in een Audi A4. Om een uur of halfzeven keert hij in die auto terug naar zijn ouderlijk huis in Barneveld, om even later een volgende klus bij een boer op te pakken. Op de onbewaakte spoorwegovergang bij station Barneveld-Noord volgt een klap. Dan niets meer. Teunis-Jan is van de wereld. Dagenlang. Wekenlang.„Eerst hielden ze hem bewust onder narcose, maar ook zonder medicijnen bleek hij nog in coma te verkeren”, vertelt zijn oudste zus, Ellen Meyer-van de Krol, die bij het gesprek aanwezig is. Teunis-Jan ligt dan in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. De familie is in allerijl opgeroepen. Het zal sterven worden. De linkerkant van zijn hoofd is het ergste geraakt. Verder is zijn schouderblad gebroken en heeft een rib zijn long doorboord.
Het wordt nog geen sterven. Zijn familie -moeder, broers en zussen- wordt de dag erop weer opgeroepen. Een wonder geschiedt: tegen alle verwachtingen in blijft Teunis-Jan in leven.
Weinig hoop
Het ziekenhuispersoneel heeft weinig hoop op herstel als hij na acht weken uit coma komt. „Hij zou zijn verstand hebben verloren”, zegt Ellen Meyer. „Dat bleek gelukkig niet het geval te zijn. Wij waren blij met elk stapje vooruit. Dat hij zijn handen weer ging bewegen, dat hij zelf kon gaan eten, weer kon gaan schrijven. Dat hij in een rolstoel kwam, zich later daarin met behulp van zijn voeten voortbewoog. Dat hij is gaan lopen, met behulp van de rollator. En net zag ik je een stukje alleen lopen”, zegt ze tegen haar broer. „Ja”, bevestigt deze trots. Niet alleen zijn lichaam herstelt zich, ook zijn cognitieve vaardigheden, zoals het lezen. „Als ik in het begin iets las, wist ik een tel later niet meer waarover het ging. De laatste tijd gaat dat veel beter.”
De Barnevelder weet zich heel weinig te herinneren van de periode vlak voor en de maanden na het ongeval. „Op 5 januari ben ik jarig geweest”, zegt hij, met zachte stem als gevolg van het ongeluk. „Maar daar wist ik niets meer van. Ik heb na het ongeluk mezelf telkens te jong voorgesteld. Alsof ik nog 25 was. Van het ongeluk weet ik niets. Ik heb niets gezien.”
Ook weet hij zich niet meer te herinneren dát en wanneer hij naar verpleeghuis Het Zonnehuis in Beekbergen is overgebracht voor revalidatie. Zijn zus bladert even in de agenda. Het blijkt eind mei te zijn geweest. Daar kwam hij tot bewustzijn. Hij krijgt er dagelijks fysio- en ergotherapie en wekelijks logopedie. „Ze verzorgen me hier goed, maar ik voel me niet zo thuis in de huiskamer op de afdeling. Ze kijken daar wat vreemd tegen me aan. Ik heb altijd bezoek.”
„Sommigen krijgen nooit bezoek”, constateert Ellen Meyer. „Mijn moeder en broers en zussen -Teunis-Jan is de achtste uit een gezin van tien kinderen- bezoeken hem trouw.” Teunis-Jan: „Mijn moeder kwam elke dag in het ziekenhuis, op één keer na. Dat was precies de dag dat ik weer ging praten. Ze vond dat heel erg.”
Ellen Meyer is er nu op bezoek, ter gelegenheid van de verjaardag van haar man. Ze heeft haar twee jongste dochtertjes meegenomen. „Omdat Teunis-Jan niet kan komen, zoek ik hem nu op.” „Gefeliciteerd”, zegt deze uit zichzelf. Zijn zus trakteert op gebak. Teunis-Jan geniet zichtbaar van zijn nichtjes. Grijpt ze bij de hand. Maakt een kort babbeltje met ze.
Een medewerker van het huis komt langs. „Je moet nog even naar de schoenmaker.” Teunis-Jan staat voorzichtig op, pakt zijn rollator en loopt langzaam weg.
Thuis
Teunis-Jan ging inmiddels drie keer voor controle terug naar het ziekenhuis in Utrecht. „Toen ik daar de eerste keer kwam, keken ze heel vreemd op, zo goed was ik er aan toe. Dat hadden ze niet verwacht.”
Afgelopen Kerst was hij thuis, het derde, dit keer zeer lange weekend. De tweede keer ging hij ook twee keer naar zijn kerk, de gereformeerde gemeente in Barneveld. „Dat heeft me goed gedaan. Sommigen hier vinden het heel apart dat het goed met me gaat. Maar gelukkig weet ik waar de kracht vandaan moet komen, en dat daar één Persoon voor nodig is. Het is een wonder dat ik er nog ben.”
Het ongeluk zette Teunis-Jan stil. „Het was een roepstem. De Heere heeft mij een halt toegeroepen. Voor het ongeluk deed ik veel dingen verkeerd. Ik ben nu blij dat ik naar de kerk kan.”
Ook met betrekking tot het maatschappelijke leven pakt de jonge Barnevelder zijn idealen voorzichtig weer op. „Voor het ongeluk was ik bezig een eigen boerderijtje te kopen, waar ik samen met mijn moeder zou gaan wonen. Het is nu allemaal afwachten waar we terechtkomen.” Daadkrachtig: „Als het lukt, wil ik dat toch doen, misschien een ander boerderijtje dan waar ik toen mee bezig was. Heel misschien kan ik zwaar lichamelijk werk niet meer aan. Dat moet ik dan uitbesteden. Maar ik wil weer een keer kunnen melken”, zegt hij, terwijl hij met zijn nog zwakke hand door het haar strijkt.
Nog steeds heeft Teunis-Jan hulp nodig bij de dagelijkse levensbehoeften, zoals opstaan, naar bed gaan en toiletgang. Er is echter een groot verschil met zijn medebewoners. „Met de meesten hier gaat het telkens iets slechter, met mij gaat het juist steeds beter.”
„Machinist heeft behoefte aan broodje, bad en bed”
De Nederlandse Spoorwegen beschouwt spoorwegongevallen als een zeer ernstig bedrijfsongeluk. „Zeker als er mensen bij overlijden is dat voor het treinpersoneel een schokkende ervaring”, zegt Hans Burggraaf, adviseur bedrijfsgezondheid bij de afdeling personeel en organisatie van NS.
Jaarlijks hebben zo’n vijf botsingen tussen treinen plaats, en zo’n tien tussen een trein en een auto, schat Burggraaf.
Als zo’n ongeluk gebeurt, stuurt NS er een aantal collega’s op af. Zij halen het personeel van de trein af. „Deze mensen hebben behoefte aan rust, koffie, warmte, de mogelijkheid om de familie te bellen. Ook schermen we ze af voor de media, zodat ze aan de eerste verwerking van de gebeurtenis toekomen. Samenvattend zeggen we: Personeel dat een ongeval heeft meegemaakt, heeft behoefte aan een broodje, een bad en een bed. Zoiets gaat hen niet in de koude kleren zitten”, aldus Burggraaf.
De volgende dag krijgt de betrokken machinist of de conducteur de gelegenheid het gebeurde met zijn of haar directe chef te bespreken. „Dat gesprek gaat niet zozeer om de feiten, maar is bedoeld voor de medewerker, om zicht te krijgen op zijn emoties. Pas daarna worden praktische afspraken gemaakt.”
Probleem is dat treinpersoneel bij een incident -of dat nu een spoorwegongeval, een geval van bedreiging of geweld of een zelfmoordpoging is- geen invloed heeft op de gebeurtenis. „Ze hebben op de rem getrapt, maar dat heeft onvoldoende effect gehad. Dat geeft een gevoel van machteloosheid, alsook de schuldvraag: Heb ik nu iets fout gedaan?”
De betrokken medewerkers willen daarom dat gevoel van controle herstellen. „Het kan meehelpen als mensen weer snel aan het werk gaan. De normale loop van de gebeurtenissen herneemt zich dan. Maar je kunt je ook voorstellen dat ze niet snel weer alleen ”op de bok” gaan zitten.”
Maatwerk
NS levert maatwerk in de begeleiding, stelt Burggraaf. Meestal blijven de NS-medewerkers een dagje thuis of ze gaan direct weer aan de slag. „Soms rijden directe collega’s, leidinggevenden of andere personeelsleden mee. Zij houden de betrokkene in de gaten.”
Alle NS’ers die een spoorwegongeval hebben meegemaakt, hebben last van posttraumatische stress, constateert de gezondheidsman van NS. „Negen op de tien herstellen zich daar op een natuurlijke manier van.” Meestal gebeurt dat binnen een week. „Na een week hebben leidinggevende en medewerker weer een gesprek. Als de problemen voortduren, schakelt NS professionele hulpverleners van de Arbodienst of het Instituut voor Psychotrauma in.”
Als NS-medewerkers na een ongeval langer dan een week thuiszitten, wordt de kans groter dat ze een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwikkelen. Dat is het geval bij een op de tien mensen die een trauma zoals een ongeval hebben meegemaakt. „Dat is vaak als iemand een beetje depressief of angstig is. Dan lokt zo’n incident een heftige reactie uit. Deze mensen houden dan klachten.”
Een posttraumatische stressstoornis is doorgaans goed behandelbaar, is de ervaring van Burggraaf. „We hebben een EMDR-therapie. Dat is een soort hypnoseachtige behandeling. In twee of drie sessies zijn de mensen meestal van hun stress af. Cognitieve gedragstherapie, met vijftien tot twintig bijeenkomsten, helpt anderen weer goed.”
Definitief afhaken
Toch gaat het niet altijd goed na afronding van de therapie. „Meerdere psychotrauma’s leiden vaker tot posttraumatische stressstoornis. Hoewel één al genoeg is om definitief af te haken; als het incident maar gruwelijk genoeg is. De aard van het incident maakt namelijk uit voor de verwerking van het psychotrauma. Het scheelt voor de verwerking of een machinist over een kind heen rijdt of dat iemand vrijwillig voor de trein springt. Sommige incidenten hakken er meer in dan andere. Bovendien kunnen we de machinisten niet voor een incident behoeden. Ook kunnen zij zoiets vaker meemaken.”
Daarom komt het „met enige regelmaat” voor dat machinisten of conducteurs hun beroep definitief niet meer kunnen uitoefenen. Burggraaf trekt het boetekleed aan. „Het bedrijf heeft het ook niet altijd goed gedaan. Wij zouden onze medewerkers eerder over de streep moeten trekken om wat anders te gaan doen. Machinisten zijn vaak mensen met een technische opleiding die niet al te vaak zijn bij- en nageschoold. Als dan de keuze is om iets administratiefs gaan doen, terwijl je je baan op de bok hartstikke leuke vindt, is dat eigenlijk geen keuze.”
Burggraaf heeft een fris idee. „Je zou NS-medewerkers à la het leger het dienstverband van een kortverbandvrijwilliger kunnen aanbieden. Ze leren dan het beroep van machinist, maar ook meteen een ander vak, zodat ze na vijf jaar eventueel wat anders kunnen gaan doen.”
Anderzijds heeft hij een systeem in werking gesteld om machinisten voor wie het beter is te stoppen, goed over de toekomst na te laten denken. „We kunnen het in een weekendsessie met hun partner hun knopen laten tellen door de vraag te stellen: Doe je er goed aan om door te gaan? Daarbij is het belangrijk hen op een goede manier te ondersteunen. We zijn nu de doelgroep aan het selecteren en willen dit op een aardige manier in de week leggen. Dit systeem moet begin 2008 van start gaan.”
Spoorbomen voor risicovolle overweg
Spoorwegbeheerder ProRail is in oktober begonnen met het aanbrengen van nieuwe spoorbomen die beide weghelften beslaan. De bomen komen op risicovolle overwegen en vervangen automatische halve overwegbomen. Nederland telt 1069 overwegen met dergelijke spoorbomen.
Bij Teunis-Jan van de Krol uit Barneveld waren er geen spoorbomen die een botsing met de trein op de Valleilijn (Amersfoort-Ede) voorkwamen. Hij kijkt op deze pagina terug op het ongeval en de gevolgen. Hans Burggraaf van de NS belicht hoe de Spoorwegen het treinpersoneel begeleiden na een traumatische gebeurtenis zoals een ernstig ongeluk.