Dr. Hoek spreekt voor Synopsis over ”ars moriendi”
LEIDEN - „De beleving van dood en eeuwigheid wordt in de gereformeerde gezindte steeds minder gevonden. Vaak heeft men een mentaliteit van ”Titanic first class”, ook in onze kring”, aldus prof. dr. J. Hoek. Hij gaf woensdag een lezing over ”ars moriendi”, de kunst van het sterven.
Prof. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit, gaf aan dat niet alles onder de slagschaduw van de dood valt. „Je moet niet je verantwoordelijkheid in het leven ontlopen. Het wil ook niet zeggen dat je niet in het leven kunt genieten. Maar alles staat wel in het teken van de eeuwigheid. Dat is het meest waardevolle in het leven, dat moeten we doorgeven aan anderen.”Prof. Hoek was te gast bij de theologische studentenvereniging Synopsis purioris theologiae, die gisteren haar twintigjarig bestaan vierde. Aan de hand van enkele theologen uit de Nadere Reformatie gaf de Kamper hoogleraar een antwoord op de vraag hoe men goed voorbereid kan sterven, zowel vroeger als nu. „Juist nu er steeds meer ruimte wordt gegeven voor spirituele stervenshulp, is het goed om kennis uit de rijke gereformeerde traditie te actualiseren.”
Calvijn geeft in de ”Institutie” aan dat het leven een pelgrimage is. Die pelgrimage kunnen we volhouden door de hoop en door het zien op het toekomende leven. Zo wordt stervenskunst levenskunst. Calvijn: „Wie sterft terwijl hij leeft, behoeft niet te sterven als hij sterft.”
Gisbertus Voetius borduurde daarop voort. Het boek ”De praktijk der godzaligheid” schreef de Utrechtse hoogleraar voor zijn studenten. Zo hadden de predikanten in opleiding handvatten voor stervenspastoraat. Het belijden van zonden, een persoonlijk geloof in Christus, de bereidheid om te sterven als God het wil en een verlangen naar de hemel zijn voor Voetius kenmerken van de ”euthanasia”, ofwel het zalig sterven.
Voorbereiding
Voorbereiding op de dood begint niet bij het sterfbed, maar reeds tijdens het actieve leven, beklemtoont Voetius. Praktisch betekent dat bijvoorbeeld het opstellen van een testament. Oefenen in het geloof in Christus en Zijn beloften, vormt de voorbereiding in geestelijke zin.
De reformatoren van de zeventiende eeuw lijken niet los te komen van geobsedeerdheid door de dood. Sterfbedbeschrijvingen en aandacht voor de laatste woorden van de stervende zijn heel belangrijk. Prof. Hoek: „Hoe men stierf, was een teken van hoe men geleefd had. Daarom werd aan vijanden van de gereformeerde leer vaak een sterfbed vol gewetenswroeging toegeschreven, want ze hadden immers slecht geleefd.”
Ondanks deze excessen kijken de reformatoren vaak wel verder. „Sterven is wel verschrikkelijk, maar een noodzakelijke doorgang tot de eeuwige vreugde, zo gaf Johannes Hoornbeeck al aan.”
Sommigen zien de manier van sterven dus als graadmeter voor het persoonlijk geloof. „De reformator Dionysius Spranckhuysen gaat nog een stap verder en bagatelliseert zowel leven en sterven als men ziet op de eeuwigheid.” Prof. Hoek citeerde Spranckhuysen: „Men noemt in de wereld ”leven” wat ”dood” is en men noemt ”dood” wat eigenlijk ”leven” is.”
De platonische invloed in de gereformeerde theologie was volgens prof. Hoek erg groot. „Spranckhuysen beroept zich op Plato en vindt de dood een verlossing van de ziel uit de kerker van het lichaam.”
Toch ontkent deze theoloog niet de eenheid van lichaam en ziel, want hij staat voluit achter de opstanding van het lichaam op de jongste dag. „Ook is niet al het stoffelijke zondig.”
Vandaag de dag is er steeds meer openheid om te spreken over een leven na de dood, stelt prof. Hoek. „Denken en geloven ziet een deel van de wetenschap niet meer als chemische processen in het hoofd. Het materialistische wereldbeeld is voorbij en men spreekt dan over een eeuwig bewustzijn, onafhankelijk van het lichaam, de geboorte of de dood.”
Ook in de palliatieve zorg klinkt hier en daar de roep om meer geestelijke zorg rond het sterfbed. „Vroeger zei men: Oma is er bijna. Nu hoor je: Oma is er bijna geweest. Maar toch worden vragen over zingeving tegenwoordig vaker gesteld, al is het dan in het algemeen. Als christenen moeten we antwoord kunnen geven op de vraag waar ons leven werkelijk op uitloopt”, zei prof. Hoek.