Zorgverzekeraar
Vrijdag luisterde ik naar een lezing over nieuwe behandelingen van kanker. Die behandelingen bestaan vaak uit medicijnen die heel specifiek een proces in de kankercellen kunnen beïnvloeden. Je kunt je een kankercel voorstellen als een fabriek waarin allerlei machines staan. Die machines kunnen met schakelaars worden in- of uitgeschakeld. Zo werken veel nieuwe medicijnen ook door bepaalde schakelaars aan of uit te zetten.
Deze nieuwe middelen zijn sterk in opkomst vanwege meerdere redenen. In de eerste plaats omdat bestaande behandelingen met chemotherapie niet gemakkelijk verbeterd kunnen worden. In de tweede plaats bestaat de kans dat deze middelen minder bijwerkingen hebben, omdat ze specifieker gericht zijn op bepaalde tumorprocessen. Ten slotte komen deze middelen nu beschikbaar, omdat de technische mogelijkheid bestaat ze te ontwerpen.Het gaat namelijk om middelen die precies in een bepaalde structuur van een cel passen, zoals een sleutel in een slot. Alleen wanneer de sleutel past kan de machine worden gestart of gestopt. De pasvorm voor de denkbeeldige sleutel ligt opgeslagen in het DNA van de tumor. Juist de laatste jaren neemt de medisch toepasbare kennis hierover sterk toe en kan de pasvorm precies berekend worden, zodat medicijnen als het ware op maat worden gemaakt. Inmiddels hebben diverse families van medicijnen uit deze hoek de markt bereikt.
Hier treedt ook gelijk een belangrijk probleem op de voorgrond, want het gaat inderdaad om een markt, en wel een markt waar zeer veel geld in omgaat. Deze medicijnen zijn extreem duur in vergelijking met de ”gewone” chemotherapie. De destijds gevoerde discussie over bijvoorbeeld Taxol verbleekt bij de bedragen die deze behandelingen per patiënt vergen. Bedragen van 40.000 euro per behandelde patiënt zijn niet ongewoon en het dubbele van dit bedrag is al in beeld bij sommige middelen.
Het spreekt voor zich dat kankerspecialisten deze middelen graag willen gebruiken, maar tegelijkertijd worden geconfronteerd met het opgeheven vingertje van ziekenhuisdirecties en zorgverzekeraars. Dankzij het terughoudende overheidsbeleid hebben de verzekeraars een belangrijke rol gekregen bij het verdelen van de middelen voor de zorg. Deze rol vervullen zij met verve. Zuinigheid is op zich prima en verspilling moeten we tegengaan, maar niet ten koste van patiënten. Stuitend kan het daarom zijn dat verzekeraars goede verdiensten maken en ziekenhuizen zich in financiële bochten moeten wringen om dure, maar noodzakelijke behandelingen te bekostigen.
Aan de andere kant is het logisch dat behandelingen alleen gegeven worden aan patiënten waarvan redelijkerwijs verwacht mag worden dat ze er gunstig op zullen reageren. Dit kan in veel gevallen door het tumorweefsel te onderzoeken of de pasvorm voor het beoogde medicijn aanwezig is. Dit gebeurt door de patholoog. Zijn werk bestaat er onder andere uit om allerlei eigenschappen van het tumorweefsel te onderzoeken, zodat iedere kankerpatiënt een behandeling op maat kan krijgen. Ook hier komt de verzekeraar op een voorspelbare, maar weinig verheffende wijze om de hoek. Het lijkt immers zo mooi. De patholoog bepaalt wie in aanmerking komt voor een behandeling en wie niet. De criteria zijn objectief en worden rechtstreeks op de tumor bepaald, dus precies wat een verzekeraar zou wensen. Echter, deze onderzoeksmethoden zijn ook relatief duur. Dus wil de zorgverzekeraar deze ook niet betalen. Met andere woorden: ziekenhuizen die deze behandelingen geven worden dubbel gepakt. Dure medicijnen mogen (min of meer terecht) mondjesmaat worden voorgeschreven, en de hoge onderzoekskosten om de juiste patiënt te selecteren moeten de ziekenhuizen ook zelf betalen. Gelukkig kunnen verzekeraars niet alle ontwikkelingen tegenhouden en heel voorzichtig gloort de hoop dat komend jaar eindelijk enkele bepalingen zullen worden vergoed. Toch zou het beter zijn als de verzekeraars minder aan zichzelf en meer aan de patiënten zouden denken. In plaats van het tegenhouden van ontwikkelingen zouden zij zich samen met directies en specialisten moeten inzetten om het beste voor de patiënt te zoeken.
De auteur is arts in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.