PKN krijgt tekort aan kerkmusici
UTRECHT - De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) dreigt over tien jaar ruim 20 procent minder organisten en andere kerkmusici te hebben dan nu het geval is.
Dat blijkt uit een onderzoek van bureau Kaski, in opdracht van de Interkerkelijke Stichting Opleiding Kerkmuziek (ISOK), het Bureau Kerkmuziek van de Protestantse Kerk en Kunstfactor (organisatie voor amateurmuziek).Hoewel de daling mogelijk gelijke tred houdt met de daling van het aantal gemeenten en kerkgebouwen, moet de kerk in de gaten houden dat ze wel voldoende professionele kerkmusici overhoudt om een bepaald kwaliteitsniveau van de kerkmuziek te kunnen garanderen en de amateurmusici op te leiden. „De aanwas van het aantal nieuwe kerkmusici is volstrekt onvoldoende”, zo gaf Rein van der Kluit, voorzitter van de ISOK aan tijdens de presentatie van het rapport, dinsdag in Utrecht.
In een reactie op de uitkomsten van het rapport gaf scriba dr. B. Plaisier van de PKN aan de zorgen over de rol van de kerkmuziek in de gemeenten van de Protestantse Kerk te delen. „Een christen die niet zingt en musiceert, een eredienst zonder muziek, daar kan ik me weinig bij voorstellen. De kerkmuziek en iedereen die daar bij betrokken is, is iets om trots op te zijn, maar ook: om er zuinig op te zijn en in nuchterheid en met visie naar de toekomst te kijken.”
In dat verband verwees dr. Plaisier ook naar een tweede belangrijke conclusie van het Kaskirapport, namelijk het gebrek aan beleid in veel gemeenten als het gaat om kerkmuziek en eredienst. Volgens de scriba kan dit er gemakkelijk toe leiden dat „er te weinig geïnvesteerd wordt in de kwaliteit van de kerkmuziek. Dat kan in de komende jaren al nijpend worden, als we van start gaan met de invoering van een nieuw liedboek.”
Volgens Reinoud Egberts, beleidsmedewerker kerkmuziek van de Protestantse Kerk, zal meer structurele aandacht voor de kerkmuziek in de plaatselijke gemeente mogelijk ook leiden tot een beter beroepsperspectief voor kerkmusici. „En dat is nodig wil je voldoende mensen naar de opleidingen voor kerkmusicus trekken. Nu al merken we dat gemeenten vaak tevergeefs adverteren voor beschikbare functies.”
Egberts beveelt in dat verband ook de kerkelijke gemeenten aan de regelingen te gebruiken die de Protestantse Kerk kent voor kerkmusici. „Door op een volwaardige manier om te gaan met de kerkmuziek en de kerkmusici, zorgen we ervoor dat ook op langere termijn de kwaliteit van de kerkmuziek gegarandeerd kan blijven.”
Volgens Egberts is het ook om een andere reden nodig dat er voldoende kerkmusici worden opgeleid: „Als er te weinig mensen voor onze kerk aan de conservatoria kerkmuziek gaan studeren, komen we ook niet in aanmerking voor overheidsfinanciering voor die opleidingen, en dan zijn we nog verder van huis.”