Studie dient ook maatschappelijk belang
Het idee van minister Plasterk om het collegegeld voor masterstudenten te verhogen is te veel gestoeld op de gedachte dat een studie een individuele investering van de student is, vindt Erik Willemsen. Het volgen van een studie dient ook een breder maatschappelijk belang.
In het debat rond het hoger onderwijs doen zich in het bijzonder twee belangen voor: het maatschappelijk belang (de samenleving heeft baat bij een bevolkingsgroep hoger opgeleiden) en het individuele belang van de student (opleiding en scholing en het toekomstige arbeidsperspectief). Bij de vaststelling van de financiële bijdrage van respectievelijk de samenleving en de individuele student aan het onderwijs speelt de afweging van deze belangen ten opzichte van elkaar een cruciale rol.In het recente rumoer vertoont het debat over het hoger onderwijs echter de neiging zich eenzijdig te concentreren op het individuele belang. Dit wordt onder meer zichtbaar in pogingen het aandeel van de student in de bekostiging van het onderwijs te vergroten, waarmee dit aandeel beschouwd wordt als individuele investering. Zo ook met de jongste proefballon van minister Plasterk: zijn suggestie het collegegeld voor masterstudenten te verhogen.
Vanuit het perspectief van de minister kan men zich afvragen in hoeverre deze maatregel zich zal keren tegen het maatschappelijk ideaal van een kenniseconomie. De minister lijkt met de opmerking „dat je met een bachelordiploma prima de arbeidsmarkt op kunt” het volgen van een masterstudie te ontmoedigen. Daarmee wordt echter gelijktijdig de concurrentiepositie van de Nederlandse kenniseconomie ten opzichte van het buitenland verslechterd.
De maatregel die de minister oppert, stimuleert de student bovendien in de eerste plaats zijn individuele belang na te streven. De laatste laat zich daarmee aanmerkelijk minder gelegen liggen aan het collectief belang.
Kadervorming
Gesproken vanuit het perspectief van een studentenvereniging als de C.S.F.R. is dit een allerminst wenselijk scenario. De C.S.F.R. stelt zichzelf vanouds ten doel toekomstig kader voor kerk en samenleving te vormen onder gereformeerde studenten. Dit doel gaat direct al verder dan de grenzen van het strikt individuele domein: er is ook een maatschappelijk belang mee gediend.
De geambieerde kadervorming krijgt gestalte door in verenigingsvorm een aanvullende catalogus van activiteiten (samengesteld uit onder andere bezinning, studie en debat) aan te bieden - naast het onderwijs dat aan academie of hogeschool genoten wordt. De gevleugelde term ”interdisciplinair denken” komt hiermee binnen het gezichtsveld.
Daarnaast oefent men zich om actuele en wetenschappelijke kwesties in levensbeschouwelijk en cultureel perspectief te plaatsen. Hoger opgeleiden moeten méér beheersen dan de kennis van hun vakgebied. Het gaat ook om ”Bildung”. Deze Bildung is in het bijzonder in het huidige nihilistische geestesklimaat van belang. Zij is de waakhond die in actie komt zodra het maatschappelijke en intellectuele leven te veel het karakter van een materialistisch consumentisme vertoont en zijn grondslagen verliest.
De voorwaarden voor het bereiken van deze doelstelling zijn in de afgelopen jaren onder druk komen te staan. Het nieuwe idee van de minister doet daar nog een schepje bovenop. Naarmate de (financiële) druk op de student toeneemt, engageert deze zich minder in vormende activiteiten buiten het onderwijs, en dat is -vanuit het perspectief van de C.S.F.R.- verlies. De voorstellen van de minister van Onderwijs moeten daarom niet alleen met belangstelling gevolgd worden, maar ook voortdurend op hun merites beoordeeld.
De auteur is praeses van het landelijk bestuur van de C.S.F.R.