Klacht
Wat zijn er velen waar het zaad valt als onder de doornen. Het wordt verstikt door de zorgvuldigheden van deze wereld en door de verleiding van de rijkdom. Niet dat ik matige zorgvuldigheid afkeur, nee, die is prijselijk. De luiaard die niet werkt, zal ook niet eten. Maar hoeveel mensen verslaven zich aan hun beroep, zodanig dat er nauwelijks een uurtje overschiet voor God en Zijn Woord.Hoe menig rijke vergadert schatten terwijl zijn arme ziel naakt blijft, leeg van genade. O, hij is het minst bezorgd over hoe rijk te worden in God en om schatten te vergaderen voor de hemel. O, ongelukkige mensen, hoe onverantwoordelijk is het dat tot nog toe het zaad van Gods Woord zo nutteloos is gezaaid op de harde grond, op de steenrots, onder de doornen. Moeten wij over u niet klagen met Jesaja (53:1): „Wie heeft onze prediking geloofd? En aan wie is de arm des Heeren geopenbaard?” Wij moeten u beklagen dat u van uzelf gelooft en u inbeeldt goede aarde te zijn, maar ik zal u ervan overtuigen dat u het niet bent. Waar zijn de eigenschappen van goede aarde in u? Gaat uw verlangen ernaar uit om door Jezus, de Zon der gerechtigheid, dagelijks besproeid, bemest en verwarmd te worden? Wat heeft het zaad in u uitgewerkt en bent u door het onvergankelijke zaad wedergeboren tot een nieuw schepsel?
J. Barueth, predikant te Dordrecht (De predikende en wonderdoende Christus, 1752)