De predikant en de kerkmuziek
„Hymnologie en muzikale vorming dienen deel uit te maken van de opleiding tot predikant.” Aldus een van de stellingen van musicus Arie Eikelboom, die deze week in Groningen zijn proefschrift over een van de motetten van Bach verdedigt.
De promovendus bedoelt natuurlijk te zeggen dat er in de opleiding tot predikant veel te weinig aandacht wordt besteed aan hymnologie en kerkmuziek. Daarmee snijdt hij twee punten aan.Het eerste is dat er in de opleiding heel weinig prioriteit wordt gegeven aan deze vakken. Dat is reeds lang zo. Nu 25 jaar geleden sprak J. R. Luth, inmiddels al jaren docent hymnologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, er in een artikel zijn verwondering over uit dat -met uitzondering van Groningen- in de theologische opleidingen in Nederland geen aandacht aan de hymnologie (kortweg de wetenschap die het gezang van christenen bestudeert) wordt gegeven. „En dat terwijl predikanten toch zondag aan zondag moeten bepalen welke liederen de gemeente op de lippen zal nemen. Die keuze kan een predikant alleen op verantwoorde wijze doen wanneer hij enigszins vertrouwd is met de geschiedenis van het kerklied.”
Luth spreekt in het artikel dan ook de hoop uit dat de hymnologie in de toekomst een deel zal zijn van het onderwijs aan aanstaande predikanten. „Want wanneer de theoloog niet weet op welke manier God het best kan tronen op de lofzangen van Zijn Kerk, wie zal het ons dán komen vertellen?”
Er zit ook -en dat is het tweede punt- een andere kant aan de zaak. Veel toekomstige predikanten blijken weinig interesse aan de dag te leggen voor kerkmuziek en hymnologie. Breder nog: de bezinning op de liturgie, waarvan de kerkmuziek een onderdeel is, wordt niet hoog aangeslagen. Ook -en misschien wel juist- in reformatorische kring.
Dat toonde prof. W. Verboom onlangs nog aan. In het juninummer van Theologia Reformata geeft hij een overzicht van de vijftig jaargangen van het theologenblad. Zijn conclusie: Veel artikelen waren kerkhistorisch of dogmatisch van aard. Voor praktische theologie is aanmerkelijk minder aandacht. En: „Liturgiek komt het minst in beeld. Dat zou er op kunnen wijzen dat er in de kring rond Theologia Reformata weinig bezinning plaatsvindt op de betekenis van de eredienst. Het is een gevoelig punt.”
Al eerder constateerde P. J. Vergunst in het boek ”Uw Naam geef eer” (over honderd jaar Gereformeerde Bond) dat er in hervormd-gereformeerde kring weinig wetenschappelijke theologische bezinning inzake de liturgie is geweest. „Dissertaties op het terrein van de liturgie uit hervormd-gereformeerde kring zijn ons niet bekend, fundamentelere studies op dit terrein zijn erg schaars.”
Uiteraard is wat Verboom en Vergunst signaleren niet beperkt tot de kring van de Gereformeerde Bond. En wat Luth in 1982 over de opleidingen stelde, betreft niet slechts de grote universiteiten. Toen aan een predikant van de Gereformeerde Gemeenten tijdens een symposium van de organistenvereniging VOGG gevraagd werd of er tijdens de predikantenopleiding aan de Theologische School niet meer aandacht kon worden besteed aan kerkmuziek, zei hij: „Als ik voor doven preek, wordt er gezegd: Moeten de dominees niet meer aan gebarentaal doen? Gaat het over incest, over psychische problemen, dan moet de predikant zich daarin meer verdiepen. Als we dat allemaal willen honoreren, duurt de opleiding in Rotterdam geen vier, maar acht jaar.” Aldus het verslag in het VOGG-blad Kerk en Muziek.
Geen tijd en prioriteit dus in de opleiding, en weinig interesse bij de theologen. Terwijl het muzikale deel van de eredienst na de preek de meeste tijd in beslag neemt. Eikelboom roert daarom met zijn stelling een belangrijk punt aan. Want: lofzang is geen luxe en hymnologie geen hobbyisme.
Jaco van der Knijff
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.