Kerk & religie

Geloven betekent strijden, worstelen, rennen

VEENENDAAL - Geloof gaat gepaard met gevoel - groots en hevig soms. Maar wat voor nut hebben emoties als iemand niet precies weet wat hij geloven moet? De George Whitefield Stichting (GWS) koos daarom als onderwerp voor haar jaarlijkse themadag: ”Wat valt er te beleven als je niets meer weet?”

Kerkredactie
26 November 2007 10:52Gewijzigd op 14 November 2020 05:19
EDWARDS: ...echte vreugde... - Foto RD
EDWARDS: ...echte vreugde... - Foto RD

„De kerk van nu is natuurlijk niet verstoken van ieder weten”, zei Jeroen Bol, voorzitter van de stichting, zaterdag. „Maar er is wel degelijk een tendens waar te nemen van afnemende Bijbelkennis en van een afnemende motivatie om zaken in de kerk werkelijk te toetsen aan de Schrift.”Op zondagmorgen willen mensen een goed gevoel, zegt Bol, en dat heeft gevolgen voor de eredienst. „Even geen ellende.” Maar door het uitvergroten van positieve en fijne kanten van het geloof blijven de „moeilijke, ingewikkelde en heftige aspecten buiten beeld.” De zondag doet Bol daarom denken aan „een spirituele vluchtheuvel.” Want maandag wacht de realiteit weer, en kranten met nieuws over honger en verkrachtingen, en wat moet een christen daar dan mee?

Lijden
Tegenover het selectieve in de erediensten staat het realisme van de psalmen, met hun aandacht voor moeite en verdriet. Ook een prediker als Jonathan Edwards (1703-1758), die twee opwekkingen meemaakte en grote emotionele uitingen zag onder zijn gehoor, plaatst het lijden centraal in het geloofsleven. Het gaat niet om de ervaring op zichzelf, maar om de blijvende vrucht ervan.

De George Whitefield Stichting -die zich verdiept in het gedachtegoed van de puriteinen en studiedagen organiseert rond de thema’s opwekking, Bijbelgetrouwheid en gezond geestelijk leven- koos een boek van Edwards als uitgangspunt voor de themadag: ”Religious Affections”. Het verscheen voor het eerst in 1746. De GWS verzorgde enkele jaren geleden een Nederlandse samenvatting onder de titel ”Geen geloof zonder gevoel”.

Edwards beschrijft twaalf gevoelens die niet per se tekenen zijn van het werk van de Heilige Geest, en twaalf ”affections” die dat wel zijn. Dát gevoel een grote rol speelt in geloof, staat voor hem vast. Geloven is een heftig gebeuren: teksten die gaan over een relatie met God spreken over rennen, worstelen om een prijs of kroon, vechten met vijanden en over „strijden als mensen die een stad innemen.”

Geloof raakt een mens in zijn hart, zijn wezen, en in zijn verstand, schrijft Edwards. En: „Echte vreugde is gedoopt in Gods heerlijkheid.” De bron van de liefde van een christen ligt alleen in God, in Zijn Wezen dat oneindig volmaakt is, in zijn schoonheid, licht en heerlijkheid.

Geluk
„Echte liefde voor God begint bij God, en heeft Hem lief om Wie Hij is”, zei ds. O. Lohuis ’s middags in Veenendaal. „Geluk is een bijproduct van het jezelf wegcijferen”, aldus de baptistenpredikant. Uiteindelijk zit „de kracht niet in het subjectieve van onze geloofsbelevenis, maar in het objectieve van de werkelijkheid van God, van Wie Christus is.”

Intussen dreigt dat zicht op Hem te verduisteren door een eenzijdige prediking of gebruik van moderne middelen waarbij de boodschap teloorgaat, aldus ds. Lohuis. Hij noemt een voorbeeld van een vrouw die in een dienst Psalm 139 hoorde voorlezen, terwijl in een film een menselijk embryo in de baarmoeder werd getoond. „Ze kreeg er kippenvel van: „Ik heb het altijd al een prachtige passage gevonden, maar zo indrukwekkend als toen had ik het nooit eerder beleefd.””

Ds. Lohuis: „In Psalm 139 gaat het erom dat God de dingen doorziet en doorgrondt die voor ons verborgen zijn. Voor God niet verborgen, voor mensen wel, totdat de techniek op dit punt de psalm inhaalde. God kent ons beter dan mensen ons kennen en dan wij onszelf kennen. Daar begint en eindigt de Psalm ook mee.”

Door het ondoordringbare en onkenbare te filmen, zodat iedereen het kan zien, haal je de clou van de psalm eruit, zei ds. Lohuis. „Dan denk ik: laat de beamer maar even uit.”

Hij sloot af met een citaat van John Wesley, tijdgenoot en vriend van Whitefield: „Geef mij honderd predikers, die niets anders vrezen, behalve de zonde, en die naar niets anders verlangen dan naar God. Het maakt mij niets uit, of het geestelijken of leken zijn. Alleen zulke mensen zullen de poorten van de hel doen wankelen en het hemelrijk op aarde vestigen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer