Onwaardig
Het is als of de vrouw zeggen wil: O, Heere, gij zone Davids, ja, ik ben een onreine hond en als zodanig onwaardig iets te ontvangen. Ik wil mij als een hond voor uw voeten leggen en voor u in het stof kruipen. Ik begeer geen stuk brood, neen, ik weet wel dat ik dat onwaardig ben te ontvangen. Maar, Heere, geef mij maar een kruimel van dat brood, een klein brokje dat van de tafel valt. Daar zal ik tevreden mee zijn. Dat zal de kinderen niet benadelen. Die zullen daarom niet minder hebben. Gij, algenoegzame Heere, U kunt het, zo Gij wilt, mij geven.
Zo vangt zij Jezus op Zijn eigen woorden. Wat haar moest afschrikken en alle vrijmoedigheid benemen, gebruikt ze juist als een dwangreden om de Heiland te bewegen haar begeerte te geven.O, wonderbare nederigheid. O, prijzenswaardige kleinheid van hart. Dit is het sieraad van een begenadigde, het kenteken van een waar geloof. Het is het echte bewijs van een verbrijzelde zielsgestalte. Dit is het bedelen om genade, dat is als een arme te kruipen aan Jezus’ voeten. Dit gebeurt bij allen die zich in waarheid tot Jezus wenden. Zij leggen zich als een onreine, verdoemelijke hond voor God en Jezus neer. Ze verklaren alles verbeurd te hebben en niets waardig te zijn en bedelen om een kruimel genade.
Cornelis van Vollenhoven (”De waarheid in het binnenste”, 1759)