Kerk & religie

En het lot viel op Jona

Veelbetekenend Schriftwoord - het laatste deel van vers 7 uit Jona 1: „En het lot viel op Jona.” „Door Gods regering”, schrijven de kanttekenaren erbij. Ze verwijzen naar Spreuken 16:33: „Te weten Die door Zijn voorzienigheid het lot alzo stiert, gelijk Hij wil dat het valt; zodat hier niets geschiedt bij geval of blind avontuur.”

J. Mastenbroek
22 November 2007 13:36Gewijzigd op 14 November 2020 05:18

Tussen de folders die week aan week op m’n deurmat ploffen, is er een van een automobielbedrijf uit een nabijgelegen dorp: „Gooi de dobbelsteen en verdien max. 750 euro extra korting!” Het gaat over een aantal occasions. Wel snel beslissen - de aanbieding geldt voor zes weken en ook nog uitsluitend voor auto’s met een aanschafprijs van boven de 5000 euro. Mij niet gezien, m’n trouwe vierwieler verdient het nog niet om ingeruild te worden, we hébben iets met elkaar. En dan ook nog eens dobbelen?Jacobus Koelman (1633-1695), een van de oudvaders, stak zijn mening over dobbelen niet onder stoelen of banken. In 1694 verscheen zijn boek ”Het ampt en de Pligten van Ouderlingen en Diakenen”. In 1837 zag professor Simon van Velzen, een van de vaders van de Afscheiding, er zo veel bruikbaars in dat hij dit boek opnieuw liet verschijnen en een voorrede schreef. Uitgever Jan van Golverdinge uit de Papestraat in Den Haag zorgde voor deze heruitgave.

Het boek bevat tal van voorschriften waaraan ambtsdragers zich hebben te houden. Ook het loten en het kaartspel komen aan de orde: „Tegen het spelen met de kaart en dobbelsteen, besloot de Zeeuwsche Synode te Tholen gehouden, art 25: Van het gebruik des Avondmaals moeten geweerd worden (tenzij zij op de vermaning nalaten) zoo wie openlijk gewoon zijn, met teerling of kaarten te spelen, en indien er eene merkelijke verachting bij komt, zullen zij van de gemeenschap der Kerke eindelijk moeten uitgesloten worden; onder dezelfde Censure stelt de Synode allen, die met zulken spel aan de hand te houden, hunne goederen vermeerderen.” De classis Walcheren vond dat zulke mensen censurabel waren.

Dobbelsteen
De dobbelsteen heeft oude papieren. In Bijbelse tijden was het loten -en of dat nu met een dobbelsteen of op een andere manier gebeurde laten we in het midden- volop bekend. Er was een geoorloofd loten; daarbij denken we aan Zacharias, die door het lot werd aangewezen de reukofferdienst waar te nemen. Jona ging de golven en de vissenmaag in vanwege het lot. Matthias werd door het lot aangewezen om „het lot dezer bediening”, de opengevallen plaats in het apostelkorps, in te nemen. En het is geoorloofd om bij verkiezingen voor ambtsdragers onder aanroeping van Gods Naam het lot te werpen als de stemmen herhaaldelijk staken.

Werd eerst vooral door de aristocratie gedobbeld, later werd het meer een herbergaangelegenheid en stond het op gelijke hoogte met dronkenschap en losbandigheid. Dr. G. D. J. Schotel merkt op dat de geestelijkheid het volk waarschuwde dat de toorn des Allerhoogsten over de dobbelaar zou worden uitgegoten en dat dobbelstenen takkenbossen voor de hel waren. Als de dobbelaar voortging met dit spel, zou hij in de rampzaligheid óók moeten dobbelen, maar dan met gloeiende dobbelstenen…

De Middelburgse dominee Henricus de Frein (1673-1747) zag de dobbelaar als „papist of wereldsch mensch, die met den Bijbel niet te doen heeft.”

Dat de Deux-Aesbijbel, voorloper van de Statenvertaling, bij Nehemia 3:5 een verwijzing naar een dobbelspel heeft, werd voor lief genomen. Deze vertaling werd gebruikt onder de gereformeerden van de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw.

Dertien ogen
In de geschiedenis van de „dertien ogen” had het werpen van het lot in een bijzondere omstandigheid een wonderlijke uitkomst tot gevolg. Het gebeurde in Bernau in Duitsland, tijdens de regering van keurvorst Friedrich Wilhelm (1640-1688).

Een aanstaand echtpaar had op een middag kort voor het huwelijk inkopen gedaan. Een enkel uur eerder had de aanstaande bruidegom, soldaat in het keurvorstelijke leger, uit tijdverdrijf met zijn geweer enkele kraaien geschoten. Hij was als soldaat door zijn gedrag al eerder opgevallen bij de keurvorst, die hem een promotie beloofde. Deze belofte werd waargemaakt toen hij in het nabijgelegen Grünewald een vacature voor houtvester kreeg aangeboden. Dat viel niet in goede aarde bij een collega, die op deze positie had gehoopt. Hij wilde zich wreken.

Toen de bijna-bruidegom zijn aanstaande vrouw naar haar ouderlijke woning bracht en daar dichtbij afscheid van haar nam om nog een boodschap te doen, hoorde hij enkele seconden later geweerschoten. Hij zag zijn geliefde op straat liggen en hield haar even later dood in zijn armen.

Alle verdenking viel op hem, temeer daar bij onderzoek bleek dat nog maar kortgeleden met zijn geweer geschoten was. Hij werd gearresteerd, samen met de werkelijke dader. Zij beschuldigden elkaar. De rechters konden de waarheid niet vaststellen; de keurvorst beval dat het lot de moordenaar zou aanwijzen. Degene die de hoogste ogen gooide, zou onschuldig zijn.

De eerstvolgende zondagochtend na de kerkdienst zou dit op het Domplein plaatsvinden. Na een korte meditatie door een predikant en onder aanroeping van Gods Naam werden twee dobbelstenen in een beker gedaan. De werkelijke moordenaar gooide eerst. Tot ontzetting van velen lagen beide dobbelstenen op zes. Toen ook de ander de stenen gooide, brak een steen doormidden. De ene steen viel op zes, de helft van de andere steen ook en de andere helft viel op één, zodat er dertien ogen werden gegooid en de moordenaar niet anders kon dan schuld bekennen.

Dit was geoorloofd loten, anders dan het loten dat wij moeten afkeuren en waarvan ds. G. H. Kersten bij de catechismusbehandeling zei: „Mag men loten? Niet om ons te verrijken.” En een spelletje waar dobbelstenen aan te pas komen? U vindt dat ongepast? Mens, erger je niet!

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer