Smet op blazoen Willem van Oranje
Titel: ”Staatsvormend geweld. Overleven aan de frontlinies in de meierij van Den Bosch, 1572-1629”
Auteur: Leo Adriaenssen; Stichting Zuidelijk Historisch Contact, Tilburg 2007
ISBN 978 90 70641 82 5
Pagina’s: 487
Prijs: € 29,50.
Historicus Leo Adriaenssen kijkt met de ogen van gewone boeren naar de Tachtigjarige Oorlog en ziet verschrikkelijke dingen. „Systematische uithongering, verkrachting, moord, roof: ze waren slachtoffer van oorlogsmisdaden waarvoor de leiders verantwoordelijk zijn.”Zijn proefschrift, onlangs verdedigd aan de Universiteit van Tilburg, trok in het nieuws de aandacht. De inhoud liegt er dan ook niet om. Volgens Leo Adriaenssen was de Nederlandse Opstand geen glorieuze bevrijdingsstrijd, maar een misdadige oorlog. In het door hem beschreven gebied, de meierij van Den Bosch, waren de gevolgen desastreus: in twintig jaar tijd verloor 70 procent van de bevolking het leven. Dorpen werden systematisch uitgehongerd en platgebrand.
Wat trekt u in een bloedige oorlog in de zestiende eeuw?
„Niet zo lang geleden heb ik geschreven over het ontstaan van de lakennijverheid in Tilburg. Die industrie komt op als de Opstand in z’n zwartste fase zit. Ik wilde weten hoe dat mogelijk was. Daarbij komt dat ik al bezig was geweest met een onderzoek naar de vriendschap tussen Erasmus en de eerste industriële kanongieter, Hans Poppenruyter. Ik wilde weten of Erasmus een echte pacifist was, en wat pacifisme eigenlijk betekent. In de zestiende eeuw tekent zich de eerste militaire revolutie af. Legers worden groter, de oorlogen langduriger, het wapentuig wordt dodelijker. Dat bracht me op de vraag naar de relatie tussen beschaving en geweld. Het huwelijk tussen die twee is nog steeds heel intens. Kijk naar de Holocaust, kijk naar Darfur en Afghanistan.”
Een huwelijk?
„Ja, beschaving en geweld zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Mijn vriendin is regelmatig in Afghanistan, waar ze werkt aan een opleiding voor vroedvrouwen. Voor haar gevoel werkt ze dan dwars in tegen alles wat met oorlog te maken heeft. Dat is iets wat een rol gespeeld heeft bij het schrijven van mijn boek.”
Waar komt die persoonlijke betrokkenheid vandaan?
„Ik ben iemand van de generatie ”Nooit meer oorlog”, geboren in 1945. Mijn vader dook onder met behulp van de Paroolgroep en verspreidde als wederdienst Het Parool. Vooral de laatste vijftien jaar heb ik intensief gewerkt met illegale vluchtelingen. Niet zelden waren dat getraumatiseerde mensen die uit oorlogsgebieden afkomstig zijn.”
En u bent een afstammeling van de geplaagde boeren in de Meierij. Kunnen we uw boek beschouwen als een soort plaatsvervangende verdediging van hen?
„Dat zou dan een verdediging zijn tegenover mijn paranimfen, de kinderen van mijn vriendin. Zij stamt namelijk af van de Hollandse kooplieden die de legers bewapenden. Ik stam toevallig uit die regio. Mijn bedoeling is geweest om de Tachtigjarige Oorlog te beschrijven vanuit het perspectief van gewone mensen. Waar kun je dat beter doen dan in het frontliniegebied?”
U keert zich tegen het hollandocentrisme in die tijd, tegen de latere politiek-militaire geschiedschrijving, tegen geweld en oorlogvoering. Bent u zo anti?
„Ik heb gemerkt dat ik geen echte pacifist ben. Vroeger heb ik wel gedemonstreerd tegen kruisraketten. En ik heb het nodige geweld ervaren in de kraakbeweging waar ik deel van uitmaakte, ik heb oog in oog gestaan met knokploegen van huisbazen en speculanten en de mobiele eenheid. Druppelt dat door in mijn boek? Dat geloof ik niet zo. Wel van invloed zijn mijn contacten met vluchtelingen geweest. Je zou kunnen zeggen dat ik een sterk gevoel voor rechtvaardigheid heb, waarschijnlijk door mijn katholieke opvoeding.”
U beweert nogal wat: de Tachtigjarige Oorlog was een opmaat voor latere genocides.
„Ik vermijd het begrip genocide, zeg hooguit: die Nederlandse acties tegen de boeren waren genocidaal, ze lijken op genocide. De uithongeringsacties zijn vergelijkbaar met de holodomor (uithongeringspolitiek) in Oekraïne in de twintigste eeuw. En er was sprake van domicide, het vernietigen van de woon- en leefomgeving.”
Dat is een flinke smet op het blazoen van onze stadhouders Willem van Oranje en Maurits.
„Hier heb ik een brief die ik naar De Groene Amsterdammer heb gestuurd. In een artikel in De Groene betwijfelt de auteur of Willem van Oranje in de acties tegen de bevolking van de meierij wel een actieve inbreng had. Ik kan met de stukken aantonen wat zijn aandeel was. Uit de resoluties van de Staten van Holland blijkt dat Willem van Oranje de volledige beslissingsbevoegdheid had. Als opperbevelhebber werd hij op de hoogte gehouden van elk dorp dat werd platgebrand. Tegelijk werd hij bewust uit de wind gehouden: zijn naam mocht niet worden bezoedeld.”
Deze visie strijdt met het feit dat Willem van Oranje voor toenmalige begrippen een gematigd en tolerant man was.
„De geschiedschrijving heeft van Willem van Oranje een Vader des Vaderlands gemaakt. Zelf is hij daarmee begonnen, hij wilde een Vader des Vaderlands zijn, een bevrijder van de Spaanse tirannie. En inderdaad, hij vertolkt het standpunt dat er een zekere gelijkberechtiging moet zijn van de verschillende geloven. Maar als het erop aankomt is hij ook een harde politicus, dan laat hij de katholieken vallen bij de pacificatie van Gent. Hij is een militaire leider die zo nodig de burgerbevolking opoffert. Er is geen sprake van ”mijn arme schapen”, nee, er moet een doel bereikt worden. En daar brengt hij op rücksichtslose wijze offers voor. Hoe dat spoort met zijn karakter? Ik weet het niet, ik heb me er niet in verdiept. Het doet hier ook niet ter zake: iedereen die oorlog voert, al is hij nog zo aardig, begaat oorlogsmisdaden.”
Had Willem van Oranje er dan belang bij om hier een groep opstandelingen te leiden?
„Dat vind ik van die ingewikkelde vragen, dan zou je in z’n ziel moeten kijken wat voor individuele ambities hij had. Was het idealisme? Gekrenkte trots? Evengoed als andere edelen werd ook hij achtergesteld door de nieuwe Spaanse bewindscultuur. Ik weet het niet. Waarom zou hij niet oprecht zijn geweest? Maar waarom is Stalin niet oprecht geweest? Het is misschien flauw om hem met Stalin te vergelijken, maar kan iemand niet tegelijk een goede intentie hebben en misdaden op z’n geweten hebben?”
Zo’n vergelijking met Stalin is niet alleen flauw, ze komt kwaadaardig over.
„Ik wil gewoon maar zeggen: Strijden misdaden plegen en goede intenties met elkaar?”
Van een wetenschapper mag je verwachten dat strijdige feiten worden verklaard.
„De vorming van het icoon ”Willem van Oranje” is in die tijd al begonnen, en dat wreekt zich nu. Ik heb de smet niet op hem geworpen, ik zíe dat er eentje ligt, en ik vertel dat. Moet ik dan gaan verklaren hoe dat zich tot zijn tolerantie verhoudt? Je kunt zeggen dat Willem van Oranje goede dingen heeft gehad, maar ook slechte. Hij was een gewoon mens, geen icoon.”
Oorlogsmisdaad is een begrip dat pas in de twintigste eeuw opkomt. Het is een anachronisme dit over de zestiende eeuw te zeggen.
„Dat bestrijd ik. Ik las in De Telegraaf de reactie van een militaire historicus, die zei: die acties in de meierij waren toen toch de normaalste zaak van de wereld? Als je zo praat, houdt alle geschiedschrijving op. Dan houdt ook elke beoordeling van het verleden op. Tja, toen deden ze dat zo. Maar in de tijd van Willem van Oranje waren de publieke opiniemakers, de schrijvende humanisten, al heel erg kritisch op oorlogsmisdaden. Die waren echt niet de gewoonste zaak van de wereld.”
Als je oorlog per definitie gelijkstelt aan misdaad, zijn de verantwoordelijken voor een oorlog automatisch oorlogsmisdadigers. Dat kun je toch onmogelijk beweren?
„Nee, zo zeg ik het ook niet. Ik zeg dat een oorlog eigenlijk alleen maar gerechtvaardigd kan zijn als het een volksoorlog is. De héle bevolking moet die oorlog dragen en er belang bij hebben. Wat dat betreft ben ik geen pacifist. Waar het in mijn boek om gaat is een opstand die begon in Holland en Vlaanderen, en die werd vergroot tot een oorlog die níets meer te maken had met de oorspronkelijke motieven. De Staten zijn verantwoordelijk voor gigantische en langdurige acties van verwoesting en ontvolking, voor disproportioneel lijden onder een niet-betrokken burgerbevolking. Waarom? Om de stad ’s-Hertogenbosch op de knieën te krijgen. Was dat belangrijk voor het vestigen van een nieuwe staat? Nee, dat was absoluut niet van belang. Holland en Utrecht en Gelderland waren al veilig. Het ging om de handelsbelangen van een beperkte groep Hollandse kooplieden. Je moet onderscheid maken tussen de begrippen ”ius ad bellum” en ”ius in bellum”. Zeg maar het recht om een oorlog te beginnen en de manier waarop een oorlog wordt gevoerd. Let wel, ik ben er helemaal niet vies van dat de Amerikanen Saddam gewapenderhand hebben afgezet. Maar de manier waarop die oorlog wordt gevoerd heeft te maken met olie- en geopolitieke belangen, en niets met de bevrijding van de bevolking. Maar een fractie van de oorlogsfinanciën is geïnvesteerd in de wederopbouw.
Wat mij fascineert zijn die uiteenlopende belangen van staat en bevolking. Mijn boek is een geschiedenis van de bevolking, niet van de staat. Daardoor worden de kleuren schriller dan we gewend zijn. Ik heb dus ook een partijdig boek geschreven, en dat wist ik van tevoren. Een partijdigheid voor de bevolking, voor de mensen.”