„Ze komen, ze gaan, soms blijven ze”
Gereformeerde belijders van Nederlandse origine vonden sinds de zestiende eeuw kerkelijk onderdak op Duitse bodem. De naam Geuzenkerkhof in Keulen herinnert aan de pioniers. In 1870 werd de Confessionele Vereniging (CV) vanuit Duitsland benaderd met de vraag om pastorale zorg voor de daar wonende Nederlanders. Rond 1900 ontstonden in Duisburg en Ruhrort gereformeerde gemeenten, vallend onder de classis Arnhem van de Gereformeerde Kerken. Eind deze week viert deze ”Nederlandse Kerk in Duitsland” haar eeuwfeest.
Mevrouw Kinie Hoogers uit Keulen was jarenlang voorzitter van de algemene kerkenraad van de Nederlandse Kerk in Duitsland. Ze kent het Nederlandse kerkelijk leven daar van binnenuit.
De geschiedenis van Nederlandse gereformeerden in Duitsland begon veel eerder dan een eeuw geleden, zegt ze. „In het rooms-katholieke Keulen vonden gegoede protestantse kooplui in de zestiende eeuw al hun toevlucht. ’Onze’ Joost van den Vondel werd er geboren. Buiten de stadsmuren lag het Geuzenkerkhof.”
Door de eeuwen heen trokken Hollandse seizoenarbeiders naar Duitsland, vertelt Hoogers. „Ze gingen naar het platteland als melkknechten en fruitplukkers, of trokken naar de opkomende industriegebieden. In hun kielzog gingen vaak evangelisten mee. Via de Confessionele Vereniging werd in 1873 evangelist P. J. Mets benoemd. Het jaar erna ging een andere evangelist aan de slag in Müllheim en Oberhausen.”
Beginpunt
Rond de eeuwwisseling trekken Nederlandse gezinnen massaal naar het Ruhrgebied. Hoogers: „In 1898 werd in Duisburg een gereformeerde kerk opgericht. De synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland voegde deze bij de classis Arnhem. Vier jaar later volgde een gemeente in Ruhrort. Niet zozeer het ontstaan van de eerste maar veel meer die van de tweede gemeente, in 1902, wordt gezien als het echte begin. In 1904 ontstonden er hervormde gemeenten in Duisburg en in Ruhrort.
Mevrouw Hoogers heeft wel een verklaring voor het feit dat niet snel integratie wordt gezocht met Duitse kerken. „We praten over een totaal andere kerkelijke cultuur. Een Nederlander van gereformeerden huize is veel betrokkener bij de kerk dan de Duitsers. In Duitsland is veel meer sprake van een ambtenarenkerk. De voorgangers houden spreekuur en bezoeken alleen de ouderen.”
Het wat afstandelijke klimaat in de Duitse kerken spreekt Nederlanders niet zo aan, zegt Hoogers. „Van een Duitse predikant zul je nooit iets horen als je je kerkelijk ergens aansluit. Overigens bestaan er verschillende antwoorden op de vraag of een Nederlander zich in Duitsland bij een Nederlandse kerk moet aansluiten of bij een Duitse. Sommige Nederlanders zagen het juist als een zendingsopdracht zich aan te sluiten bij een Duitse kerk, om daarin een eigen, gereformeerde inbreng te hebben.”
Bijzondere status
Hoogers is zich ervan bewust dat 100 jaar kerk-zijn zich nauwelijks in een boek laat samenvatten. „De Eerste Wereldoorlog maakte het kerkenwerk stuk. Maar zonder predikanten zag men toch kans de kerk draaiende te houden. Ouderlingen lazen preken en gingen op huisbezoek. De kerken van Duisburg en Ruhrort voegden zich in de crisisjaren samen. De Tweede Wereldoorlog trok ook zijn sporen in het kerkelijk leven. De predikanten werden óf geïnterneerd óf gingen naar Nederland terug. De hervormde predikant kon blijven. Hervormden en gereformeerden gingen in de jaren zestig al enigszins samen op weg. Het terrein van het werk verbreedde zich toen Nederlandse boeren naar het voormalige Oost-Duitsland trokken.”
Het orgaan van de Nederlandse Kerk in Duitsland, ”Schakel-Kontakt”, laat zien dat er Nederlandstalige kerkdiensten gehouden worden van Hamburg tot München. Ook met bijvoorbeeld de Nederlandse legerpredikanten bestaat een goede relatie.
De Nederlandse Kerk in Duitsland heeft nog steeds een bijzondere status, legt Hoogers uit. „Bezittingen heeft de kerk niet, behalve de auto’s van de predikanten. We maken gebruik van Duitse kerkgebouwen. Kerkordelijk vallen we onder de Gereformeerde Kerken in Nederland. Omdat er vaak ontheffing van allerlei regels nodig is, bestaat er tegenwoordig een soort algemene ontheffing.”
Overigens zijn er op dit moment nog maar twee predikanten in vaste dienst. Meer predikanten kan de kerk niet betalen, vertelt Hoogers.
Allerlei dwarsverbanden
„Door allerlei ontheffingen gaat het er in de kerk losjes aan toe. Een van de weinige eisen vanuit de classis Arnhem is dat de voorzitter van de algemene kerkenraad gereformeerd moet zijn. Een ander aspect is dat vrijwel alle Nederlandsspekende Duitsers wel bij de Landeskirche staan ingeschreven en hun Kirchensteuer (kerkelijke belasting, red.) dan automatisch afdragen. Maar de landskerken geven lang niet zo veel geld als ze aan kerkenbelasting ontvangen. Er bestaan allerlei eigenaardige regelingen van kerkelijke lidmaatschappen. De kerkelijke dwarsverbanden zijn legio.”
Ooit had de Nederlandse Kerk in Duitsland vijf predikanten in dienst, zegt Hoogers. „Het kerkelijk leven is echter verder afgekalfd. Zondags komen op verschillende preekplaatsen tussen de twintig en zestig mensen bijeen. Op veel plaatsen is slechts om de paar weken dienst. De predikanten rijden jaarlijks rond de 70.000 kilometer.”
Hoogers omschrijft de Nederlandse Kerk in Duitsland als „een religieuze gemeenschap waar Nederlanders komen, waar Nederlanders gaan, maar waar ook Nederlanders blijven hangen.” Omdat de leden vaak ver bij elkaar vandaan wonen, drinken ze na de dienst altijd samen koffie. „Dat heeft meer om het lijf dan alleen wat drinken en praten. Het bevordert de onderlinge band.” De Nederlandse Kerk in Duitsland presenteert eind deze week een gedenkboek.