Op weg naar een matriarchale samenleving
Minister Plasterk is er maar druk mee. In de Kamer kwam vorige week zijn emancipatienota ”Meer kansen voor vrouwen” aan de orde. Verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen geldt daarbij als een hoofddoelstelling. In de ministerraad bereikte hij overeenstemming met betrekking tot een notitie over homo-emancipatie. Daarbij gaat het om een grotere acceptatie van homoseksuelen, met name door orthodoxe gelovigen.
Op beide terreinen wil de overheid de maatschappelijke ontwikkeling ingrijpend beïnvloeden. Dat is overigens een proces dat al jarenlang aan de gang is. Wie gemeend mocht hebben dat de toetreding van de ChristenUnie tot het kabinet een duidelijke bijsturing van dit beleid zou betekenen, is inmiddels wel bedrogen uitgekomen. Veeleer zie je het omgekeerde. Als regeringspartij kan de ChristenUnie het niet maken om vast te houden aan haar oude afwijzende standpunt inzake de homoseksuele praxis. Dat moet op z’n minst gecamoufleerd en het liefst in progressieve richting bijgesteld worden.Caraïbische model
Ten aanzien van seksuele relaties heeft zich in een halve eeuw tijd een ingrijpende revolutie voltrokken. Er was niet alleen een breuk met hetgeen eeuwenlang in onze maatschappij gebruikelijk was, maar ook met de Bijbelse normen dienaangaande. Inzake de man-vrouwverhouding groeien we steeds meer toe naar het Caraïbische model, zoals we dat met name bij Surinamers en Antillianen aantreffen.
Buitenechtelijke geboorten komen immers steeds vaker voor. Er groeien meer kinderen dan ooit op in een eenoudergezin of in een stiefgezin. Kinderen zullen in de toekomst vooral door hun moeder worden opgevoed. Hun vader, zo hij ooit aanwezig is geweest, is vaak al lang vertrokken. Vooral jongens worden daar de dupe van. Die missen het rolmodel dat ze nodig hebben.
Door de ontkerkelijking, de acceptatie van anticonceptie, de lossere normen over gezinsvorming en de maatschappelijke emancipatie wordt het voor veel mensen steeds moeilijker om een relatie vol te houden. Daarbij nemen vrouwen meestal het initiatief voor de scheiding. Zij zijn steeds vaker hoger opgeleid en economisch onafhankelijk en bovendien is onze verzorgingsstaat ingericht op gebroken gezinnen. We krijgen een matriarchale samenleving, zo concludeerde onlangs prof. J. Latten, hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam.
Uiteraard moeten we niet denken dat het vroeger allemaal pais en vree was op dit gebied. Maar er was in brede lagen van de bevolking, ook bij hen die met de kerk gebroken hadden, toch meer besef van de grote waarde en betekenis van het huwelijk. Een huwelijk dat in principe duurde tot de dood scheiding maakte. En de overheid ondersteunde deze christelijke huwelijksvisie in haar wetgeving en beleid. Dat is nu veeleer andersom.
Deze seksuele bandeloosheid krijgt verder gestalte in de door het kabinet beoogde acceptatie van homorelaties. Op die manier komen er gewoon nog een paar varianten bij. En ook in homorelaties moeten mensen desgewenst kinderen kunnen opvoeden, ongeacht hoe men aan die kinderen gekomen is. Arme kinderen.
Hoeksteen
Zeker in confessionele kring werd het gezin vanouds gezien als de hoeksteen van de maatschappij. Een gezond gezinsleven was van fundamenteel belang. Ook in de kerk werd het gezin van grote betekenis geacht. Men wist ervan dat God wilde werken in de lijn der geslachten. Al gold het huwelijk bij protestanten niet als een sacrament, toch zag men dit als een fundamentele levenskeuze. Vandaar dat die (veelal) in de kerk bevestigd werd. De grote waarde van het moederschap werd alom onderstreept. Kinderen waren immers een zegen des Heeren. Bij de doop beloofden de ouders hun kinderen een christelijke opvoeding te geven. Die doopbelofte had consequenties voor de schoolkeuze.
Onmiskenbaar is dat een volstrekt andere leefwereld dan thans overheerst. Niet de menselijke vrijheid staat daarin centraal, maar de gebondenheid aan Gods inzettingen. Niet een individualistische en hedonistische mentaliteit wordt daar aangeprezen, maar liefde en trouw. Daar gaat het er niet om het kindertal zo veel mogelijk te beperken, omdat anders het welvaartsniveau achterblijft bij dat van de buren en de moeder te veel in haar carrière geschaad wordt. Daar weet men nog van het moederschap als roeping.
Het is heel typerend dat het geboorteniveau in veel Europese landen inmiddels gezakt is tot onder de vervangingswaarde, dat wil zeggen onder het niveau (2,1 kind per gezin) dat nodig is om op langere termijn de bevolkingsomvang op peil te houden. Kinderen passen eigenlijk niet meer in de ongebonden leefwijze van veel mensen. En in de veelal kleine gezinnen (voor zover je nog van een gezin kunt spreken) nemen de opvoedingsproblemen duidelijk toe. De overheid moet daar steeds meer aan te pas komen.
Dwang en drang
Het overheidsbeleid bestaat meestal uit een combinatie van dwang en drang. Dat geldt ook voor de emancipatiesector. Geen moeder wordt gedwongen om een baan te zoeken en haar kinderen naar de kinderopvang te brengen, maar fiscale en andere regels stimuleren dat wel steeds meer. Gemiddeld komt nog maar 19 procent van de kosten van kinderopvang voor rekening van de ouders. De rest betalen overheid en werkgevers. Het extra inkomen dat een baan buitenshuis oplevert en de status van werkende vrouw doen in veel gevallen de rest. Geld en status zijn voor veel mensen nu eenmaal belangrijke drijfveren.
Dat de politie alert is inzake agressie tegen homo’s, is uiteraard een goede zaak. Zelfs al zouden ze zich provocerend gedragen, dat is voor anderen (hetzij moslims of autochtonen) nog geen reden om er op los te slaan. In het regeerakkoord kwam het kabinet overeen discriminatie van homo’s te bestrijden. Zonneklaar is dat wij in dit land niet discrimineren, zo verklaarde vicepremier Rouvoet eind vorige week.
Maar is het dan juist niet van belang om duidelijk te maken wat je onder discriminatie verstaat en wat niet? Maakt de ChristenUnie zich schuldig aan discriminatie wanneer ze zou besluiten om mensen die een homoseksuele relatie onderhouden, niet op een kandidatenlijst te zetten of kandidaat te stellen voor een bestuursfunctie? Volgens velen in dit land wel, maar moeten wij daar zomaar in meegaan?
Gelijke gevallen
Discriminatie is simpel gezegd het ongelijk behandelen van gelijke gevallen en het gelijk behandelen van ongelijke gevallen. Maar wat is gelijk en wat is ongelijk? Soms zitten daar heel wezenlijke keuzes achter. Dat is zeker het geval bij homoseksualiteit. Werd dat een halve eeuw geleden nog als een afwijking gezien, thans geldt het in onze maatschappij als een volstrekt normaal en gelijkwaardig alternatief. Vandaar ook dat het huwelijk is opengesteld voor paren van hetzelfde geslacht en men nu druk bezig is om homo’s gelijke rechten te geven op adoptie.
Maar daarmee breekt men wel radicaal met de Bijbelse scheppingsorde. Die weet wel degelijk van verschil tussen man en vrouw, die weet heel duidelijk van het huwelijk tussen man en vrouw als de structuur waarbinnen de seksualiteit gestalte mag krijgen. Een homorelatie of een normaal huwelijk zijn in moreel opzicht niet hetzelfde. Wie daar onderscheid tussen maakt, discrimineert niet. Ja, misschien wel volgens de normen van de wereld, maar niet volgens de normen van de Bijbel. En dat laatste zou toch het belangrijkste moeten zijn voor wie zich Bijbelgetrouw wil noemen.
Nu zijn er theologen en anderen (sommigen noemen zich ook nog gereformeerd) die van mening zijn dat een homoseksuele relatie in het licht van de Bijbel toch wel acceptabel is. Meestal houdt men dat exegetische standpunt niet langer dan een generatie vol. Dan stelt men zonder meer dat we het inmiddels beter weten dan Paulus. Het afwijzen van homorelaties is niet meer van deze tijd. En daarmee is de zaak beslist. Iets dergelijks hebben we ook gezien als het gaat om de vrouw in het ambt.
Bespreekbaar
Ongetwijfeld zijn er tal van gebieden op te sommen waar het moderne waarden-en-normenpatroon botst met wat ons in de Bijbel wordt voorgehouden. We moeten er altijd voor uitkijken dat we ons niet fixeren op een bepaald gevaar. Maar het ziet er wel naar uit dat rond het thema homoseksualiteit het conflict tussen kerk en wereld zich zal verscherpen. Zo zal van allerlei kanten druk worden uitgeoefend op reformatorische scholen om het thema homoseksualiteit bespreekbaar te maken. Nu hoeven we dat thema, gezien de hele maatschappelijke discussie, ook niet te verzwijgen. Maar het belangrijkste is natuurlijk wel dat er gesproken wordt vanuit het Woord van God. Dan zal duidelijk zijn dat het bij homorelaties niet gaat om een aanvaardbaar alternatief voor wie zich daartoe hoe dan ook voelt aangetrokken.
Daarbij moeten we ons wel realiseren dat er ook in reformatorische kring tal van mensen zijn die te maken hebben met een homofiele geaardheid. Dat is niet niks. Ook niet (of misschien kun je beter zeggen: zeker niet) als je toch begeert naar Gods geboden te leven. In het verleden is daar te weinig aandacht voor geweest. Maar tegelijkertijd geldt dat deze categorie mensen het extra moeilijk krijgt, wanneer hun tegenwoordig van verschillende kanten wordt voorgehouden dat ze het niet zo strikt behoeven te nemen en dat een homoseksuele relatie in liefde en trouw toch moet kunnen. Dat klinkt mooi, maar liefde en trouw zeggen nog niet zo veel. Je kunt ook liefde tot het kwaad hebben en trouw zijn aan wat verkeerd is.
Assimilatiedruk
Ook ten aanzien van homoseksualiteit staat de gereformeerde gezindte bloot aan een forse assimilatiedruk. Druk van buiten en druk van binnen. Die eerste moeten we zeker niet onderschatten. De overheid gaat steeds verder in het propageren en faciliteren van homoseksualiteit als een heel normale zaak. En er is ook sprake van een forse maatschappelijke druk. Als mensen in het openbaar kenbaar maken dat zij homoseksuele relaties afwijzen en daar (bijvoorbeeld als ambtenaar van de burgerlijke stand) niet aan mee willen werken, roept dat steeds fellere reacties op. Veertig jaar geleden bevatte ons Wetboek van Strafrecht een verbod op homoseksueel verkeer met minderjarigen. En die grens lag toen nog bij 21 jaar. Dat is helaas voorbij.
Veel belangrijker is echter in hoeverre binnen die gereformeerde gezindte de Bijbelse normen inzake homoseksualiteit beslag blijven leggen op de mensen. Gezien de sluipende verwereldlijking op allerlei andere terreinen is er ook wat dat betreft geen reden om gerust te zijn. Met een zekere tijdsvertraging werken wereldse gedachtepatronen door onder hen die beter zouden kunnen weten. Op z’n minst vindt er een bepaalde acceptatie plaats. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en we moeten elkaar niet de maat nemen, geldt dan als de hoogste wijsheid. Maar dat is een variant op Kaïns antwoord: „ben ik mijns broeders hoeder?” (Genesis 4:9).