Buitenland

Politicus voor zes dagen per week

Lord Mackay (80) werd niet als baron geboren. En zijn verheffing in de adelstand heeft hem niet van zijn bescheidenheid beroofd. Als minister onder de Britse premiers Thatcher en Major gaf hij de voorkeur aan een eenvoudige en pragmatische benadering van vraagstukken. Op die manier was de Schotse presbyteriaan zelfs in staat Engelse priesters te benoemen. „Mijn motivatie was te doen wat het beste was voor de gemeenschap.”

9 November 2007 13:15Gewijzigd op 14 November 2020 05:16
Lord Mackay had in de jaren tachtig en negentig een hoge positie in het Britse kabinet. In die tijd veroorzaakte hij een crisis in de Free Presbyterian Church of Scotland. „Het was een heel moeilijke tijd. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat ik handeld
Lord Mackay had in de jaren tachtig en negentig een hoge positie in het Britse kabinet. In die tijd veroorzaakte hij een crisis in de Free Presbyterian Church of Scotland. „Het was een heel moeilijke tijd. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat ik handeld

Vader Mackay werkte als seinpaalwachter bij de spoorwegen. Rijk hadden ze het thuis niet. „Maar we hadden nooit honger. Mijn moeder was extreem economisch. Er werd niets verspild. Voor mijn school en studie kreeg ik later gelukkig een beurs”, legt hij uit, met een duidelijk Schots accent.Mackay werd docent wiskunde en stapte later over naar de advocatuur. Hij specialiseerde zich onder meer in lokale belastingen. En in strafrecht. „Daar begon je mee. Je kreeg er niets voor, maar het was een manier om in het vak te groeien.”

U werd in 1979 verheven in de adelstand en werd Lord Advocate. Wat is dat voor functie?
„Ik was hoofd van het openbaar ministerie en als juridisch adviseur maakte ik deel uit van de Schotse regering. Ik moest ook rechters benoemen. In principe is het een benoeming voor het leven, maar ik vond het na vijf jaar genoeg. Ik trad daarna toe tot de Hoge Raad in Schotland. Vervolgens werd ik rechter in het Hogerhuis.”

De Schotse jurist werd in 1987 benoemd tot voorzitter van het Hogerhuis. Met zijn vrouw betrok hij de ambtswoning van de Lord Chancellor in het Hogerhuis in Westminster. De functie die hij toen had, is inmiddels opgedeeld in drieën. „Ik had veel taken. Als opperrechter was ik hoofd van de rechterlijke macht in Engeland en Wales en moest ik soms zelf rechtspreken in het Hogerhuis. Ik was voorzitter van de Privy Council (een soort Hoge Raad voor het Britse Gemenebest, EvV). Ook maakte ik deel uit van de regering.”

U maakte dus tegelijkertijd deel uit van de drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. Kan dat wel in een democratie?
„De scheiding der machten dwingt niet tot een scheiding van personen. Als ik sprak als rechter, was ik geen politicus. Hoewel ik erken dat we hierin als Britten niet zo ”zuiver” zijn als op het Europese vasteland. Onze ministers zijn namelijk ook lid van het parlement.

Je moet natuurlijk wel op een goede manier met je taken omgaan. Ik deed als rechter geen zaken die betrekking hadden op nieuw beleid dat ik kende. Als de betrokken burgers problemen zagen, konden ze vragen om een andere rechter. Maar dat gebeurde nauwelijks.”

Aanvankelijk was Mackay vierde in de hiërarchie van het Britse kabinet. In 1997 eindigde hij als tweede. „Het is de volgorde zoals de premier die ziet. Een praktisch aspect daarvan is dat lagere ministers bij een afspraak met een hogere minister naar zijn kantoor moeten komen. Ik deed die dingen trouwens altijd maar zoals ze uitkwamen.”

De kranten prezen u destijds om uw onpartijdigheid bij de benoeming van rechters. Wat was uw tactiek?
„Ik beperkte me tot hun kwaliteit als jurist. Daarvoor hadden we ze nodig. Ik deed geen onderzoek naar hun politieke overtuiging of zo.”

Maar een politicus wil toch altijd sturen?
„Nee, dat is niet goed. Een rechter wordt gevraagd onpartijdig te zijn. Op die basis moet je hem benoemen.”

Had u ook taken in de Engelse staatskerk?
„De Lord Chancellor droeg de zorg voor de 500 priesters die vanouds door de regering worden betaald. Dat lijkt overigens moeilijker dan het is. Ik luisterde gewoon wie de gemeente als opvolger wenste en die benoemde ik. Slechts één keer gaf dat problemen. Omdat de gemeente verdeeld was, moest ik lang wachten op een voordracht.”

Was het niet vreemd dat een ouderling van een kleine Schotse presbyteriaanse kerk priesters in de Engelse staatskerk benoemde?
„Natuurlijk was dat raar. Maar het was nu eenmaal mijn taak. En ik heb het naar vermogen gedaan. Mijn methode van benoemen heb ik een beetje afgekeken van de Schotse kerkgeschiedenis. Lange tijd werden predikanten daar door een landheer benoemd. Verstandige edellieden volgden de wens van de gemeente. Zo’n predikant moet immers onder die mensen werken.

Om allerlei redenen vond de latere Labourregering het niet meer zo democratisch dat de Lord Chancellor deze benoemingen deed. Maar men kwam er niet uit wie het wel moest doen. Inmiddels berust deze taak bij de premier. Kijk, zoiets noem ik nu vermakelijk.”

Als voorzitter van het Hogerhuis droeg u toga en pruik en nam u plaats op de beroemde wolzak. Gaat dat niet wat ver voor een nuchtere Schot?
„Ach, die traditie is juist leuk. Op Queen’s Day (Prinsjesdag, EvV) kwamen veel mensen naar ons kijken. Bij die gelegenheid droeg ik niet mijn gewone bruine toga, maar een goudkleurige. Vooral de kleuren in al die tradities vind ik zo vrolijk.”

U zat tien jaar in het kabinet. Welke wetgeving hebt u in het wetboek weten te krijgen?
„De belangrijkste vind ik de Kinderwet uit 1989. Dat was een complete hervorming. De structuur van de wet staat nog overeind. Sommige aspecten zijn zelfs in het buitenland nagevolgd.

In 1990 voerden we een Embryowet in. Die reguleerde niet alleen de toepassing van reageerbuisbevruchting, maar controleerde ook het embryonale onderzoek. Dat is een wetenschapsgebied dat heel snel verandert, maar ook deze wet is nog intact.”

In hoeverre liet u zich hierbij leiden door uw christelijke overtuiging?
„Ik was me daarvan altijd bewust. Toen bijvoorbeeld bleek dat de echtscheidingswet niet meer functioneerde, heb ik lang nagedacht wat mijn taak was. Enerzijds wilde ik huwelijk en gezin beschermen, anderzijds wilde ik niet-noodzakelijke moeilijkheden voor kinderen voorkomen. Als advocaat wist ik hoeveel leed een scheiding bij kinderen teweegbrengt.”

Deed u na al uw nadenken de dingen anders dan niet-christenen?
„Dat is natuurlijk moeilijk te zeggen. Mijn motivatie was te doen wat naar mijn overtuiging het beste was voor de gemeenschap.”

Mackay leunt even achterover en zegt dan bedachtzaam: „Je hebt wel wijsheid en genade nodig om de verantwoordelijkheid te dragen. Die wijsheid zocht ik zeker. En ik geloof ook stellig dat ik die kreeg.”

De Britse politiek staat bekend als een bloeddorstige arena. Voelde u zich gerespecteerd?
„Zeer zeker. Ik heb nooit anders dan respect ontmoet. En ik heb ook geprobeerd anderen altijd met respect te behandelen.”

In krantenknipsels uit die tijd sprak vaak de verbazing dat u slechts zes dagen per week politicus was. Wat had u met de zondag?
„Toen ik aantrad, heb ik premier Thatcher gezegd dat dit voor mij een speciale dag is. Buiten noodsituaties om wilde ik op zondag geen vergaderingen bijwonen. Daarover heb ik nooit problemen gehad.

Ik denk dat een dag rust voor alle mensen nuttig is. Maar het nemen van rust begon toen al wat vreemd te worden. Dat wij elke zondag naar de kerk gingen, was algemeen bekend in Westminster.”

Volgens de pers las u geen kranten, nam u geen telefoon aan en weigerde u zelfs doordeweeks interviews te geven die op zondag zouden worden gepubliceerd.
„Dat van die telefoon is overdreven. Maar zakelijke dingen besprak ik inderdaad alleen op zondag als ze niet konden wachten.”

En een interview dat op zondag verscheen, zag u dat als uw verantwoordelijkheid?
Mackay haalt de schouders op. „Het kwam wel voor dat er een nieuwtje uit zo’n interview kroop, waarop dan weer allerlei mensen gingen reageren. Dan was voor iedereen de rust weg. Daarom heb ik daar gewoon mijn grens gelegd.”

Sprak u in uw omgeving vaak over het geloof?
„Alleen als het relevant was. Ik heb altijd gevonden dat een Bijbelse levensstijl effectiever is dan actieve evangelisatie. Maar als het ging over een onderwerp als echtscheiding, had ik natuurlijk wel inhoudelijke gesprekken.”

Leefde u in twee werelden?
„Helemaal niet. Alle aspecten van het leven worden beheerst door dezelfde Bijbelse beginselen. Maar binnen dat leven zijn wel diverse terreinen. De kerk, een plaats van speciale aanbidding, is een heel andere plek dan het Hogerhuis.”

Mackay deed al voor zijn twintigste belijdenis in de Free Presbyterian Church in Edinburgh. In de jaren vijftig werd hij daar ouderling, wat hij meer dan dertig jaar bleef. „Met de beperking dat we ook de Heilige Schrift slechts ten dele verstaan, was ik er altijd van overtuigd dat onze kerken voor de waarheid stonden. Die overtuiging is niet wezenlijk veranderd.”

In 1988 werd Lord Mackay geschorst als ouderling, omdat hij de uitvaartmis van een collega-rechter had bijgewoond. De crisis leidde tot een scheuring in de kerk.

Hoe kijkt u hierop terug?
„Met veel verdriet. Het was een heel moeilijke tijd. Ik ben er nog altijd van overtuigd dat ik handelde volgens christelijke beginselen.

Volgens sommigen stemde ik alleen al door mijn aanwezigheid in met de mis. Maar ik was absoluut niet bekeerd tot Rome. Ik heb er ook nooit een moment over gepiekerd om aan de mis deel te nemen.

Wel stond voor mij vast dat ik deze begrafenisdienst moest bijwonen. Lord Russell of Killowen was lid van mijn staf en bovendien een vriend. Tegenover zijn familie zou het niet juist zijn geweest de dienst te negeren.

Korte tijd later, na de eerste golf van kritiek uit de kerk, stierf een andere rooms-katholieke rechter. Ook daar ben ik geweest. Beide gelegenheden heb ik bezocht in de wetenschap dat de mensen om wie het ging ook bij mijn uitvaart zouden zijn geweest. In zekere zin was het conflict dus onvermijdelijk.”

Hebt u nooit getwijfeld?
„Nee, voor mij lag het vrij eenvoudig. Ik wist natuurlijk dat niet iedereen het met me eens zou zijn. Maar ik had niet gedacht dat het hierop zou uitlopen. Jammer genoeg scheidde de scheuring mij ook van mensen met wie ik door de jaren intensief had opgetrokken.”

Tot welke kerk behoort u sindsdien?
„Door niet toe te geven aan de eisen van de synode in 1989 werd ik geschrapt als lid. Sindsdien leven we mee met de Associated Presbyterian Church, die uit het conflict ontstond. Waarschijnlijk ben ik daar dus lid, hoewel ik me nooit formeel heb aangemeld.

Wel voel ik me sindsdien vrijer om andere kerken te bezoeken, als daar het Evangelie wordt gebracht. Als ik in Londen ben, ga ik bijvoorbeeld gerust naar een anglicaanse kerk.”

Deze krant schreef destijds in een commentaar dat velen „die bij de gereformeerde belijdenis zijn opgevoed” na een „schitterende carrière (…) in principieel opzicht vervreemden van hun afkomst.” Herkent u zich daarin?
Mackay verstrakt: „Daarop zeg ik alleen dit: Op diezelfde synodevergadering werd ook ds. Alexander Murray geschorst, omdat hij bij een niet-kerkelijke bijeenkomst een rooms-katholieke priester een dankgebed had laten doen. Ds. Murray heeft de maatschappelijke ladder nooit beklommen. Dit commentaar laat ik dus volledig voor de verantwoordelijkheid van uw hoofdredacteur.”

In Groot-Brittannië functioneren christenen in alle partijen. Zijn ze in staat daar invloed uit te oefenen?
„Als Lord Chancellor had ik die invloed natuurlijk wel. Binnen mijn eigen Conservatieve Partij bestaat de Conservative Christian Fellowship (CCF). Ook zo’n beweging heeft invloed.”

Nederland kent de traditie van christelijke partijen. Is dat niet aantrekkelijk?
„Persoonlijk vind ik van niet. Het christendom is groter dan een partij. Jezus zegt: „Mijn koninkrijk is niet van deze wereld.” De brede christelijke visie valt nooit samen met een politieke overtuiging.

In praktische zaken kiezen christenen ook heel verschillend. In Schotland discussieert men nu over de vraag of er een brug over of een tunnel onder de rivier de Forth moet komen. Wat is nu het christelijke antwoord? Het is een ridicuul voorbeeld, maar dit zijn de keuzes waar de politiek voor staat.

Stel dat ik in Schotland een christelijke partij opricht, moet ik dan van alle christenen verlangen dat ze mij steunen? Ik denk dat je dan, net als in Nederland, heel snel drie partijen hebt.”

Toch zijn er in uw land de laatste jaren enkele christelijke partijen actief: de Scottish Christian Party (SCP) en in Engeland de Christian People’s Alliance (CPA). Steunt u die niet?
„Ik hoop dat ik effectiever ben in de Conservatieve Partij. Natuurlijk zou ik het mooi vinden als iemand van een christelijke partij in het Schotse parlement zou opstaan om Bijbelse beginselen te verdedigen. Maar nog mooier vind ik het als een conservatief dit doet.”

De laatste tien jaar is uw land geregeerd door een Labourregering. Deed die het anders dan de Conservatieven?
„Dat lijkt me wel. Denk aan de recente Sexual Orientation Regulations (SOR). Volgens die wet mag je geen diensten meer weigeren aan homoseksuelen, wat bijvoorbeeld adoptiebureaus in de problemen brengt. Het is voor het eerst dat mensen gedwongen worden iets te doen wat ze niet willen. Ik vind dat een verdrietige ontwikkeling. Hoewel ook de Conservatieve Partij steeds opener is tegenover homoseksuelen, denk ik dat de partij toch niet zo ver zou zijn gegaan.”

Sinds 1999 heeft Schotland zijn eigen parlement. Is dat een vooruitgang?
Schamper: „Het doel was het nationalisme de nek om te draaien. Maar inmiddels zitten we zelfs met een regering van de nationalistische partij. Ik ben altijd tegen het zelfbestuur geweest. Het is de eerste stap op weg naar een breuk tussen Schotland en Engeland.”

Maar Schotten en Engelsen zijn toch twee volken?
„Er wonen zo veel Schotten in Engeland en andersom dat de grens behoorlijk vloeiend is geworden. De Schots-Engelse unie is in de geschiedenis heel succesvol gebleken.”

Wat bent u dan: Schots of Brits?
„Ik accepteer die tegenstelling niet. Ik ben dankbaar dat ik beide ben.”

Levensloop
James Peter Hymers Mackay werd in 1927 geboren in de Schotse hoofdstad Edinburgh.

Mackay begon zijn loopbaan als docent wiskunde aan de universiteit van St. Andrews. Na enkele jaren ging hij in Cambridge rechten studeren. In 1955 werd hij toegelaten als advocaat in Schotland. Daar viel hij op als een van de beste juristen van het land.

In 1979 verhief de regering hem in de adelstand. Vanaf dat moment noemde hij zich Lord Mackay of Clashfern, naar een klein dorpje in Schotland waar zijn vader vandaan kwam.

Als Lord Advocate trad hij vijf jaar op als hoofd van de rechterlijke macht in Schotland en juridisch adviseur van de Schotse regering. Daarna trad hij toe tot de Hoge Raad.

In het Britse Hogerhuis in Londen klom hij op tot voorzitter, ofwel Lord Chancellor. Als opperrechter was hij verantwoordelijk voor de rechterlijke macht in Engeland en Wales en kreeg hij een hoge positie in het kabinet. Hij bekleedde deze functie van 1987 tot 1997, onder de premiers Thatcher en Major.

Mackay was vanaf begin jaren vijftig tot 1988 ouderling in de Free Presbyterian Church of Scotland. Zijn aanwezigheid bij de uitvaart(mis) van een collega-rechter stuitte echter op fel protest en eindigde in een kerkscheuring. Sindsdien behoort Mackay tot de nieuwe Associated Presbyterian Church (APC).

Koningin Elizabeth benoemde de spoorwachterszoon in 1999 tot Knight of the Thistle, de hoogst denkbare Schotse onderscheiding. Hij vertegenwoordigde de koningin enkele keren bij de synode van de Church of Scotland.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer