„Zegening van prins in Bhutan is opmerkelijk”
De foto’s van prins Willem-Alexander en prinses Máxima in Bhutan zijn kleurrijk en exotisch; vooral die van de bezoeken aan boeddhistische kloosters. De foto’s hebben echter een zwarte, occulte rand, vindt boeddhismekenner ds. P. J. van Kampen. „De prins heeft belijdenis gedaan in de Hervormde Kerk en is nu lid van de Protestantse Kerk in Nederland. Dan is het toch wel opmerkelijk dat hij deze dingen doet.”
Bhutan is een door en door boeddhistisch land. De geestelijk leider van het land heeft dezelfde status als de koning en de koninklijke werkvertrekken bevinden zich in het tempelcomplex Tashichhodzong.Prins Willem-Alexander en prinses Máxima reisden vorige week tijdens hun officiële bezoek aan het Himalayakoninkrijk naar verschillende kloosters en tempels. Op de eerste dag deden zij de tempel Kyichu Lhakhang aan. De prins en zijn vrouw draaiden er aan gebedsrollen en luisterden naar lange gebeden van de monniken.
De tweede dag liep het paar in een traditionele processie mee naar het tempelcomplex Tashichhodzong, waar zij koning Jigme Khesar Namgyel Wangchuck ontmoetten.
Op de derde dag van het bezoek klom het prinselijk paar naar het in de bergen gelegen Tangoklooster, bij de Bhutaanse hoofdstad Thimphu. De boeddhistische monniken baden uitvoerig en lang voor het welzijn van de prins en prinses. De Nederlandse gasten staken er duizend kaarsen aan.
In het zeventiende-eeuwse klooster -een van de heiligste plaatsen voor de inwoners van Bhutan- had het prinselijke echtpaar een ontmoeting met de tiener Gyelse Jigme Tenzin Wanpo. Gyelse wordt sinds zijn tweede jaar gezien als de zevende reïncarnatie van de stichter van het klooster en een reïncarnatie van Boeddha. De prins en prinses bewezen de jongen eer door een cadeau aan te bieden en zich door hem een witte sjaal om te laten doen. Daarbij legde de jongen de handen op het hoofd van prins Willem-Alexander en prinses Máxima en zegende hen.
De prins was onder de indruk van het land en zijn religie, zo zei hij voor de EO-camera. „De mensen, de natuur, de cultuur, de religie die er een belangrijke rol speelt; het is een feest om hier te zijn geweest.”
Occult en duister
Niet iedereen is gelukkig met de activiteiten van de protestantse prins en zijn vrouw. „Ons kroonprinselijk paar liet zich in Bhutan zegenen door een boeddhistisch kereltje van 14 jaar dat een reïncarnatie zou zijn van een of andere god. Het betreft hier zeker niet de God van de Bijbel. Ik maak mij zorgen om onze toekomstige koning”, schreef een lezer aan de redactie.
Ds. P. J. van Kampen vindt ook dat christenen niet te gemakkelijk mee moeten doen aan allerlei boeddhistische rituelen. De Nederlands gereformeerde predikant is in ons land een van de weinige christelijke kenners van het boeddhisme. Hij publiceerde het boek ”Liefde tot de leegte. Een christelijke visie op het Boeddhisme” (Boekencentrum, 1995).
De predikant heeft veel kloosters bezocht en reist regelmatig door landen waar het boeddhisme een grote plaats inneemt. „In de kloosters in het Himalayagebied hangt een occulte, duistere sfeer. Dat geldt vooral voor de kloosters waar de Tibetaanse variant van het boeddhisme wordt gevolgd. Dan heb ik het over landen in de Himalaya, als Tibet, Nepal en ook Bhutan”, zegt de Vlaardingse voorganger. Deze religie „ademt een sterk mystieke sfeer, van krachten die worden aangewend om demonen te temmen en om monsters te verslaan”, schrijft ds. Van Kampen in zijn boek.
Met een bezoek aan een boeddhistisch klooster op zichzelf heeft ds. Van Kampen geen moeite, maar voorzichtigheid is geboden. „Ik vind wel dat je je bewust moet zijn van waar je naartoe gaat en dat je de Heere God om bescherming moet vragen. Vooral westerlingen kunnen er luchtig mee omgaan. Ze zien het als een stuk folklore van de mensen en van het land. De rituelen en gebeden hebben voor de boeddhisten betekenis, maar niet voor ons, denken ze dan. Zo’n houding past christenen niet, dat is te argeloos. Je treedt in contact met zaken buiten onze werkelijkheid. Dat kan wel degelijk ook in de eigen belevingswereld gevolgen hebben.” De predikant wijst op de Bijbelgedeelten over de profetes te Endor (1 Samuël 28), de tovenaar op Cyprus die door Paulus een kind des duivels wordt genoemd (Handelingen 13), en op de geschiedenis van de zonen van Sceva in Efeze (Handelingen 19).
Over de religieuze activiteiten van het prinselijk paar uit de predikant zich voorzichtig, maar ook duidelijk. „Ik weet niet of zij zich gemakkelijk aan bepaalde dingen kunnen onttrekken bij zo’n officieel bezoek. Waarschijnlijk hebben zij er bij de voorbereiding echter al van geweten. Ik vind dat ze het niet hadden moeten doen. De prins heeft belijdenis gedaan in de Hervormde Kerk en is nu lid van de Protestantse Kerk in Nederland. Dan is het toch wel opmerkelijk dat hij deze dingen doet.”
De predikant wijst ook op de context waarin alles gebeurt. „Bhutan staat hoog op de lijst van landen waar de christenvervolging hevig is.”
Bhutan heeft het christendom in 1969 officieel verboden, de Bijbel is een verboden boek en kerken en huisbijeenkomsten zijn niet toegestaan; geld lenen en een paspoort aanvragen is moeilijk voor christenen. Kinderen van christelijke ouders worden op school gediscrimineerd en staan onder grote druk om deel te nemen aan de boeddhistische feesten.
Hoffelijkheid
Godsdienstwetenschapper dr. R. Fernhout probeert bij bezoeken aan tempels in Azië altijd te voorkomen dat hij bij rituelen betrokken raakt. „In India wilde een geestelijke mij zegenen met geheiligd water. Ik heb toen gezegd: Dat wil ik niet. De man was verbaasd. Als toeschouwer wil ik er wel bij zijn, daar heb ik geen moeite mee, maar ik zie het als een getuigenis niet deel te nemen. Als christen doe je dat niet.”
De gereformeerde Fernhout -jarenlang docent aan de Vrije Universiteit in Amsterdam- gelooft niet in de directe invloed op mensen. „Ik heb mijn huis vol staan met Boeddhabeelden; een hele verzameling. Ik heb nog nooit gemerkt dat daar invloed van uitgaat.”
Fernhout noemt het dan ook geen „doodzonde” dat de prins en prinses zich hebben laten zegenen en deelnamen aan boeddhistische riten. „Ik ga ervan uit dat ze het als een gebaar van hoffelijkheid tegenover het gastland hebben gedaan en alles als folklore hebben gezien. Maar als het prinselijk paar niet had willen deelnemen aan de ceremonies, had in het diplomatieke verkeer voorafgaand aan het bezoek wel een oplossing kunnen worden gevonden. Ik hoop niet dat het motief voortkomt uit het shoppen in religies, zoals dat tegenwoordig erg populair is: van alle godsdiensten wat.”