Buitenpost
Op 2 augustus las ik op de voorpagina van het Reformatorisch Dagblad dat er tropische temperaturen verwacht werden. Nieuwsgierig keek ik op pagina 11 bij het uitgebreide weerbericht wat er verstaan wordt onder tropische temperaturen. Het bleek zo’n 30, 31 graden te zijn. Naar ik hoorde was de vreugde van de warmte dit jaar in Nederland maar kort.
De zomers in British Columbia, in het uiterste westen van Canada, zijn doorgaans warmer en langer dan die in Nederland. Afgelopen zomer was het tijdens een erg warme week bijna 40 graden. Gelukkig komt het kwik ook bij ons vrijwel nooit boven de 40 graden, zoals in de tropen. Maar een mooie zomer was het dit jaar wel. Weken achtereen is het warm geweest. Een constante zachte bries lokte ons steeds weer naar buiten.Als ik ’s morgens mijn achtertuin inloop, ervaar ik niet in de eerste plaats de aangename temperatuur, maar de vele geuren van bloemen en gras. Over de pergola hangt slordig de ”trumpet vine”. De oranjerode kleur van de honderden kelkvormige bloemen vangt als eerste mijn blik op. Tegen de diepblauwe zomerlucht tekenen de contouren van de ons omringende bergen zich scherp af. Wanneer ik achter mij kijk, naar het oosten, zie ik Mount Cheam (2112 meter). In augustus lagen er op die berg nog een paar strepen sneeuw, nu is hij geheel kaal.
Daarnaast ligt Lady Doghead, hoger dan Mount Cheam, maar verder weg, dus lijkt hij lager. Hemelsbreed liggen deze bergen, samen de Cascades genoemd, ongeveer 20 kilometer bij ons vandaan. Daarachter bevinden zich de Rocky Mountains.
Ook links (noord) en rechts (zuid) zijn er bergen, die ongeveer net zo ver bij ons vandaan liggen. Dat betekent dat ik op een heldere dag de bomen op de berghellingen met het blote oog vrij duidelijk kan zien. De bergketen wordt alleen onderbroken in het westen, waar de Pacific Ocean (de Stille of Grote Oceaan) is. We wonen dus in een vallei, de Fraser Valley.
Ons huis bevindt zich aan de rand van de stad, daarom is het buiten meestal rustig. Slechts het geluid van de snelweg vormt een geruis in de verte. Eens in de zoveel uur horen we de hese toeter van de trein, een geluid dat me aan m’n kinderjaren doet denken. Soms steekt de dikke, rode kater van de buren het grasveld over en af en toe schiet er een eekhoorn langs ons heen.
Niet alleen ’s morgens, maar ook ’s avonds eten we buiten. Alleen ’s nachts zakt de temperatuur een graad of wat, maar het is nog warm genoeg om eventueel buiten te kunnen slapen. Daar zullen we wel niet verrast worden door een zwarte beer, hoewel die zich wel eens heeft laten zien bij een van de boerderijen die ver bij de stad vandaan liggen. Het enige wat de rust zou kunnen verstoren, zijn twee wasberen die we hier af en toe zien, of een vette buidelrat die op zoek is naar eten.
Vandaag laat ik mijn ogen over de scherpe contouren van de bergen glijden. Er is geen wolkje te bekennen. De zon staat hoog aan de hemel. De mais in het veld achter onze achtertuin groeit hoger en hoger.
Plotseling wordt mijn aandacht getrokken door ganzen die in V-formatie hoog door de lucht vliegen. Peinzend wrijf ik draden van een spinnenweb uit mijn hals. Pas dan voel ik hoe koude lucht langs me heen strijkt. Ik weet het weer: het is voorbij, de mooie, zoete zomer. Waarom heb ik je ook deze keer niet vast kunnen houden?
De herfst is hier niet zoals in Nederland alleen maar nat en grijs, maar levert vaak ook nog mooie dagen op. Dan kunnen we de rode en goudgele bladeren hoog tegen de bergen nog lang bewonderen. Maar de winter is vaak heftig en lang. En dan die eindeloze weken met regen. Iedereen kijkt dan uit naar de eerste warme voorjaarsdag.
Zo’n voorjaarsdag staat in mijn geheugen gegrift. Het was jaren geleden, nog in Nederland. Onverwacht scheen de zon, zo warm dat we onze jas wel uit konden doen. Maar niemand in de lange zwarte stoet die zich langzaam vanuit het dorp naar de begraafplaats begaf, leek daaraan te denken.
Een van Gods trouwe dienaren zou begraven worden. Zoals ik de zomer wil vasthouden, zo wilde deze man het aardse leven vasthouden. Maar het behaagde God hem los te maken van zijn gemeente, van dit leven, van zijn vrouw. Want, zo zei de spreker op het graf, er was voor hem „een Liefhebber die meer aankleeft dan een broeder.”
Na van al het aardse losgemaakt te zijn, kleefde deze man meer aan God en aan het toekomende dan aan alles wat hij achterliet.
M. J. van Ruitenburg-Clements woont sinds 1996 in British Columbia, Canada. Haar man is predikant van de Netherlands Reformed Congregation in Chilliwack.