Cultuur & boeken

De omvangrijke belofte van het verbond

Titel: ”Waar is ons kind? Een pastoraal-theologische handreiking rond het overlijden van jonge kinderen”
Auteur: ds. M. A. Kempeneers
Uitgeverij: Kok, Kampen, 2007
ISBN 906140 924 3
Pagina’s: 137
Prijs: € 13,90.

Ds. A. J. Kunz
7 November 2007 08:30Gewijzigd op 14 November 2020 05:15

Vragen rond het levenseinde raken het diepste van ons bestaan. Dat geldt wel in het bijzonder als het gaat om het sterven van ons kind. In ”Waar is ons kind?” geeft ds. M. A. Kempeneers, christelijk gereformeerd predikant te Elburg, vanuit Schrift en belijdenis een pastoraal-theologische handreiking. Het boek van ds. Kempeneers beoogt ouders in hun verdriet en vragen bij te staan. Het is pastoraal, omdat we in tijden van verdriet niet gebaat zijn met theologische verhandelingen, maar met de stem van de goede Herder. En het is theologisch, omdat echte vertroosting in het Woord van God gefundeerd moet zijn.

Wanneer de dood in ons gezin komt, stelt dit ons voor ingrijpende vragen. Naast de rouw om het verlies komen we ook te staan voor de vraag waar ons kind nu is. Immers, ook onze kinderen gaan naar hun eeuwige bestemming. Ds. Kempeneers stelt deze tere vraag op een invoelende wijze aan de orde.

Om de hoofdlijn van het betoog samen te vatten: bij het antwoord op de vraag „Waar is ons kind?” worden we niet op onszelf teruggeworpen. Gods verbond vormt de rode draad. Daarmee is zowel pastoraal als theologisch de toon gezet. De beloften van God zijn voor jonggestorven verbondskinderen genoegzaam voor hun zaligheid, al zijn ze vanwege de erfzonde strafwaardig. Hiermee sluit de auteur aan bij Calvijn, Wilhelmus à Brakel en bij puriteinen als Rutherford en Owen. In diezelfde lijn zeggen ook de Dordtse Leerregels dat godzalige ouders niet moeten twijfelen aan de verkiezing en de zaligheid van hun kinderen die God in hun kindsheid uit dit leven wegneemt.

Terecht stelt ds. Kempeneers in dit verband dat niet de godzaligheid van de ouders bepalend is voor het behoud van hun kinderen, maar dat godzalige ouders door het geloof de troost van Gods verbond en woorden ontvangen. Voor de jonggestorven kinderen zelf is Gods genadige belofte bepalend.

Verbond en verkiezing
De zekerheid van ons behoud ligt alleen vast in de Heere Zelf. Wie niet bij de belovende God begint, zal ook niet bij Hem uitkomen. Dat werd me bij het lezen van dit boek opnieuw duidelijk. Vooral als het gaat om de gedachte dat alleen uitverkoren kinderen behouden worden. In dat geval ligt de zekerheid van het behoud in het ”krijgen van een waarheid”. Laat ik duidelijk zijn: de Heilige Geest kan bijzondere beloften gebruiken. Maar de zekerheid van het behoud hangt er niet van af.

Toen het dochtertje van de Schotse hoogleraar Thomas Halyburton stierf, schreef hij: „Ik heb geen bijzondere belofte, maar ik mocht zien op de omvangrijke belofte van het verbond, die er voor ons en onze kinderen is.” Wat is het een geweldige troost als we op grond van Gods beloften onze kinderen mogen leggen in de doorboorde handen van onze Heere Jezus Christus. Juist ook als wij gewaar worden dat wij onze kinderen niet zelf kunnen vasthouden. Wat een diepe troost als we dan op grond van Gods belofte kunnen zeggen dat Gods Vaderhanden sterker zijn dan onze handen.

Overigens laat het boek tegelijk zien dat het ook voor de schrijver een worsteling blijft hoe verbond en verkiezing op elkaar betrokken moeten worden. Zo schrijft ds. Kempeneers naar aanleiding van de Dordtse Leerregels dat voor onze Dordtse vaderen verbond en verkiezing bij jonggestorvenen niet samenvallen. Een bladzijde verderop zegt hij echter dat voor jonggestorven verbondskinderen de belofte genoeg was om te geloven in hun verkiezing en zaligheid. Ik zou zeggen: wat is erop tegen om te zeggen dat voor jonggestorven kinderen verbond en verkiezing over elkaar heen vallen? De belovende God is immers Dezelfde als de verkiezende God.

Troost
In het slothoofdstuk komen we een soortgelijke worsteling tegen. De auteur voelt zich het meest aangesproken door het antwoord dat alle verbondskinderen zalig worden. Hij maakt er echter de kanttekening bij dat het hierbij niet zozeer gaat om informatie over de staat van de gestorven kinderen, maar om de troost voor twijfelende en worstelende ouders. Zij worden gewezen op de troost van Gods verbond.

Wordt hier echter niet te veel een tegenstelling gemaakt die er niet is? De troost aangaande het behoud van jonggestorven kinderen is immers geen therapeutisch antwoord om radeloze ouders toch een beetje te helpen. Die troost is er, omdat de kleine kinderen krachtens Gods verbond en woorden behouden zijn. Ik stem van harte met de schrijver in dat wij als ouders die troost alleen door het geloof ontvangen. Dit doet echter niets af aan de staat van de jonggestorven kinderen. Gelukkig niet.

Deze vragen laten onverlet dat we collega Kempeneers dankbaar zijn voor dit boek. Eén laatste opmerking: ”Waar is ons kind?” verscheen enkele maanden nadat ds. H. Visser over dezelfde thematiek had geschreven. Blijkbaar leven deze vragen binnen de gereformeerde gezindte. Wat mij betreft zijn beide publicaties een middel voor het leven bij Gods verbond en woorden, opdat we gelovig leren leven bij alle woord dat uit de mond van God uitgaat.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer