Zaaien
Wij hebben het onvergankelijke zaad van Gods levend en eeuwig blijvend Woord, als een zaad der wedergeboorte. Wij hebben ook zaaiers onder Jezus, die als akkerlieden het zaad van het gepredikte Woord overvloedig uitwerpen in de akker van Gods kerk. Zo staat het in Psalm 126: „Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, al gaande en wenende…”De zaaiers zaaien Gods Woord menigmaal met tranen, eer ze met gejuich maaien. Daar hebben ze, voordat de maaitijd komt, ook wel reden toe. Het is omdat er onder het zaaien zo veel zaad bezijden valt, op plaatsen waar het geen nut doet. Hier valt het bij de weg, waar het de vogels het op eten. Daar komt het terecht op steenachtige plaatsen, waar het verdort. Ginds komt het onder de stekelige doornen, waar het verstikt.
Bij de meeste toehoorders valt het zaad als bij de weg. Het Woord van God valt door het oor op het hart, als op een harde weg, waar het geen nut doet. De oorzaak hiervan is of diepe onkunde, of onoplettendheid onder het prediken van Gods Woord. Immers, velen zitten eronder als houten beelden, die zien noch horen. Het is waar, de prediker kan daarvan ook wel een oorzaak zijn door dingen te prediken die de hoorders niet begrijpen. Het meest valt het zaad echter bij de weg door de hardigheid van des mensen hart. Dat is soms vereelt in de zonden.
J. Barueth, predikant te Dordrecht (De predikende en wonder- doende Christus, 1752)