„C’est archi hyper cool”
Op de middelbare school is Frans geen populair vak. Daarna wordt het merkwaardig genoeg anders. Veel volwassenen zeggen Frans zo’n mooie taal te vinden en Frankrijk is al jaren nummer één van favoriete vakantielanden. Voor iedereen die wat met de taal of het land heeft, is er een amusant boekje vol ”Nederfranse taalanekdotes”. Voor de meer literair geïnteresseerden, biedt de studie ”Franse literatuur in een notendop” veel informatie.
Tegenwoordig staan de woordenlijsten op een cd en kunnen leerlingen thuis oefenen met de uitspraak. Vroeger dreunden we de vocabulaires echter op in de klas. Altijd waren er wel woorden bij die de lachlust opwekten, zoals het Franse ”drôle”, dat ”grappig” betekent, of ”rare”, dat zeldzaam betekent. Het zijn zogeheten ”faux amis”, valse vrienden; woorden die in beide talen hetzelfde klinken en soms hetzelfde gespeld worden, maar die toch een totaal andere betekenis hebben. ”C’est dur, la vie” betekent niet dat het leven duur is, maar dat het zwaar is. ”Une rampe” is geen ramp, maar een helling. Bonbons, een oer-Frans woord, maar in Frankrijk heten de zuurtjes zo en als je bonbons zoekt moet je kijken bij de chocolats of de pralinés.De schrijfster van ”Meer sjans met Frans!”, Marion Everink, heeft een flinke hoeveelheid van dit soort woorden verzameld. Het boekje leest als een ervaringsverhaal van iemand die in Frankrijk gaat wonen, daar allerlei taalhobbels moet nemen en via pijnlijke of juist grappige misverstanden haar weg vindt. Een en ander wordt op kleurige bladzijden opgedist en is rijkelijk voorzien van sprekende tekeningen. Het is onderhoudend geschreven en je steekt er nog wat van op.
Hier en daar stipt Everink culturele verschillen aan. In Frankrijk heerst op de werkvloer bijvoorbeeld een strengere hiërarchie dan in Nederland en je kunt op je werk niet aankomen met een trommeltje waarin wat boterhammen zijn gepropt.
Wie de Fransen een beetje kent, ziet het volgende tafereeltje voor zich: De loodgieter die een aantal dagen bij de schrijfster aan het werk is, installeert zich om 12.00 uur in een hoekje van de tuin met een butagasbrandertje, pan, bord, bestek, glas. Uit de koelbox haalt hij vlees om ter plekke te braden. Hij snijdt er een uitje bij en eet intussen zijn salade als entree, met een stuk stokbrood erbij natuurlijk.
Het slothoofdstuk gaat over spreektaal, straattaal en jongerentaal, en geeft alvast wat uitdrukkingen waar je een goed figuur mee slaat. Deze doet het in Nederland misschien ook niet slecht: „C’est archi hyper cool” (”archi” is het voorvoegsel ”aarts”).
Te klein pak
Van een ander kaliber is het boek ”Franse literatuur in een notendop”. Het is geschreven door twee docenten van de Radboud Universiteit: Franc Schuerewegen en Marc Smeets. Het is het 32e deel in een serie waarvan alle titels de toevoeging ”in een notendop” hebben. Zo verschenen onder andere ”Wijn in een notendop, ”De Eerste Wereldoorlog in een notendop” en ”Psychologie in een notendop”. De toevoeging betekent keuzes maken, want „deze literatuurgeschiedenis moet niet verworden tot een allesomvattende inventaris (…). Dat is net zoiets als een dikke man in een pak maat 48 hijsen”, aldus de auteurs in hun inleiding.
Het beeld van een man in een te klein pak blijft hangen, en al lezende kun je je niet aan de indruk onttrekken dat het pak toch een maatje te krap is voor alles wat behandeld wordt. Heel ongelukkig is bijvoorbeeld de zin waarmee de Reformatie wordt afgeserveerd: „Wat Calvijn en ook Maarten Luther in gang hebben gezet, leidt tot een immens sociaal, politiek en religieus debacle.” Blaise Pascal (1623-1662) komt er met twee pagina’s beter af. Ook hier blijkt echter dat ieder besef van een verticale dimensie ontbreekt. Pascals bekering wordt aldus weergegeven: „Maar dan komt de religie in zijn leven. Zijn familie raakt in de ban van Port-Royal, zo ook Pascal die zich tot de ideeën van de strenge bisschop Jansenius bekeert.” Niet God, maar ”de religie” komt in zijn leven en hij bekeert zich tot bepaalde ”ideeën”.
Dokter Bianchon
Er is ook veel goeds over ”Franse literatuur in een notendop” te zeggen. Het biedt een evenwichtig overzicht van elf eeuwen literatuur- en cultuurgeschiedenis. Er is aandacht voor schrijvers, stromingen en voor de maatschappelijke context. De auteurs hebben een prettige schrijftrant en weten leuke details naar voren te halen. Over de romancier Balzac (1799-1850) wordt verteld dat hij zozeer leefde in zijn literaire universum dat hij op zijn ziekbed, in ijlende toestand, riep om dokter Bianchon, een van zijn romanpersonages.
In hun conclusie geven de auteurs aan dat Frankrijk wordt meegezogen in het globaliseringproces, hetgeen door veel Fransen betreurd wordt en waartegen zij zich verzetten. Everink heeft een apart hoofdstukje gewijd aan het ”Franglais”, de invloed van het Engels op het Frans. De overheid is druk doende deze invloed in te dammen, onder andere met behulp van wettelijke bepalingen.
Schuerewegen en Smeets geven een relativerende draai aan de vervaging van de Franse identiteit. Ze stellen dat er altijd al sprake is geweest van een gedeelde culturele erfenis: „De elf eeuwen cultuur- en literatuurgeschiedenis die we hebben beschreven is Europese cultuur- en literatuurgeschiedenis. Wie nadenkt over toneel en dramaturgie kan niet zonder Racine en Molière. Wie wil weten wat een roman is, gaat in de leer bij onder anderen Balzac en Zola. Wie begaan is met emancipatie en vrijheid van meningsuiting, heeft de Verlichting en haar filosofen nodig.”
Grenzen vervagen en ook de Franse cultuur globaliseert, „maar dan op haar hoogst eigen manier.” Dat het eigene, specifieke karakter van een cultuur altijd zal blijven bestaan, help ik de auteurs van harte hopen. Want dat bepaalt juist de charme van een land. Als iets wat typisch Frans is alleen nog maar in musea te zien, in boeken te lezen of in souvenirwinkeltjes te koop is, is een cultuur op een dieptepunt aangeland.
N.a.v. ”Meer sjans met Frans! Nederfranse taalanekdotes, missers en uitglijders. En hoe het wél moet”, door Marion Everink; Scriptum Publishers, Schiedam, 2007; ISBN 978 90 5594 546 7; 87 blz.; € 12,50;
”Franse literatuur in een notendop”, door Franc Schuerewegen en Marc Smeets; uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2007; ISBN 978 90 351 3154 5; 154 blz.; € 12,50.