Rebekka was niet bang voor de cel
ERMELO - De situatie voor de christenen in Indonesië verslechtert. „Het is een teken dat Christus spoedig wederkomt”, zegt Rebekka Zakaria. De Indonesische zondagschoolleidster zat samen met twee andere Indonesische vrouwen ruim twee jaar vast vanwege evangelisatie onder moslimkinderen. Ze kwam deze zomer vrij. Zaterdag spreekt ze op de ontmoetingsdag van Open Doors.
Rebekka (49) leidde een charismatische huisgemeente en een zondagsschool in Harguelis op West-Java. Op de zondagsschool zaten veel kinderen van gemengd christelijke en islamitische ouders. In anderhalf jaar tijd groeide het aantal kinderen tot veertig. Slechts tien kwamen er uit christelijke gezinnen.Sommige moslimkinderen begonnen de christelijke liedjes die ze leerden ook thuis te zingen. Dat trok de aandacht van moslimleiders. De zaak escaleerde toen enkele kinderen voor de camera vertelden dat ze op zondagsschool met Kerst cadeautjes kregen en een van hen -op verzoek, volgens Rebekka- een Bijbel. De moslimleiders schakelden de politie in, die Rebekka en twee andere leidsters in 2005 arresteerde. De rechtszittingen werden bijgewoond door extremistische moslims die voortdurend doodsbedreigingen schreeuwden.
Tijdens de rechtszaken durfde geen van de ouders het voor de vrouwen op te nemen. Dat was volgens Rebekka achteraf het probleem: er stond niets op papier. „De kinderen hadden alleen mondeling toestemming van hun ouders om naar de zondagsschool te gaan. Toen puntje bij paaltje kwam, durfden die ouders niet voor mij te getuigen.”
Leerschool
Uiteindelijk werd het drietal in 2005 veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Volgens de politie hadden ze de Wet op bescherming van kinderen overtreden. De drie vrouwen werden ondergebracht in cellen van 5 bij 5 meter, die acht vrouwen herbergen. De gevangenen sliepen op houten vlonders zonder dekens.
Ze was, toen het eropaan kwam, niet bang voor de politie, evenmin voor de gevangenis. „Jezus is mijn Redder. Waarom zou ik bang zijn? Ik moet op Hem gelijken. Wie Hem liefheeft, moet ook voor Hem lijden. Ik weet dat Hij altijd bij mij is.”
Rebekka kon er ongestoord studeren. In haar cel bereidde ze zich voor op een theologisch examen. „Ik had de beschikking over een Bijbel en andere christelijke literatuur die ik kreeg toegezonden. Ik werd niet geslagen, maar het voedsel was niet hygiënisch klaargemaakt en je miste de vrijheid.”
Na twee derde van hun straf te hebben uitgezeten, kwam het drietal deze zomer in aanmerking voor vervroegde vrijlating.
Rebekka heeft haar tijd in de gevangenis als een leerschool ervaren. „Het waren jaren waarin ik God beter heb leren kennen. Ik heb Jezus’ liefde mogen doorgeven aan vrouwelijke gevangenen. Ik kan er niet te veel over hen zeggen, omdat ze anders in gevaar komen. Maar het getuigenis van Jezus is daar niet ongezegend gebleven.”
Christenen in Indonesië weten weinig van elkaar, zo bleek tijdens de gevangenschap. „Bijna 90 procent van de christenen in Indonesië wist niet dat ik gevangen zat.” Mede door de schrijfactie van Open Doors verkreeg ze internationale bekendheid.
Rebekka leidt inmiddels weer de zondagsschool, maar ze heeft geleerd om schriftelijke toestemming te vragen.
De angst zit er bij veel Indonesische christenen nog steeds goed in. Rebekka weet van kinderen die christen zijn geworden, maar die door hun ouders op dit ogenblik naar een moslimschool gestuurd worden, uit angst voor represailles.
Twee jaar cel had voor Rebekka nog een andere, vervelende nasleep. Ze is ook arts van beroep, en mist nog steeds haar licentie om weer als dokter aan de slag te gaan. Twee jaar cel heeft gezorgd voor een aantekening in haar documenten. Ze zit daardoor zonder vast inkomen.
Streng islamitisch
Indonesië is het grootste moslimland ter wereld. West-Java, waar Rebekka woont, staat bekend als streng islamitisch. Bestaande christelijke gemeenten mogen meestal gewoon bijeenkomen, maar christenen krijgen geen toestemming om een nieuwe kerk te openen. „Nieuwe gemeenten moeten dus een ruimte huren in een hotel of bij een kerk van een andere denominatie. Als dat niet kan, zijn ze genoodzaakt om thuis samen te komen, of in het bos.”
Ondanks het feit dat de Indonesische grondwet vrijheid van godsdienst garandeert, alsook het recht om die godsdienst te verbreiden, slagen islamitische radicalen erin om de verspreiding van het christendom tegen te gaan. Islamitische leiders hebben de afgelopen jaren in West-Java tientallen kerken gesloten.
Een van de wetten die tegen christenen gebruikt worden, is de beschermingswet tegen kinderen, waardoor -volgens ingewijden- geen enkele christen in Indonesië meer veilig is. „Als iemand een kind zogenaamd bedrieglijk overhaalt om een andere religie aan te nemen, kost dat vijf jaar gevangenisstraf en een hoge boete. De wet wordt vooral in praktijk gebracht als christenen moslims willen bekeren, maar niet omgekeerd.”
Toch groeit de kerk volgens Rebekka sterk. „Volgens de regering omvat het christendom 10 procent van de bevolking. Christenen zelf schatten het aantal echter op 30 procent. Toch praten ze niet openlijk over groei, want dat roept verzet op bij de overheid. De groei van de kerk wordt door christenen gevierd, maar niet schriftelijk vastgelegd. De verbreiding van de goede Boodschap gebeurt in Indonesië door mond-tot-mondreclame.”