Een onsje vlees per week minder lost veel op
De wereldwijd toenemende vleesconsumptie vraagt ook van Nederlanders een verandering. We moeten een derde minder eiwitten eten, stellen dr. Harry Aiking en dr. Joop de Boer.
In het rijke noordwesten van Europa zijn we de afgelopen eeuwen steeds minder afhankelijk geworden van dieren om arbeid te leveren. Ook kunnen plantaardige vleesvervangers steeds beter in onze eiwitbehoefte voorzien.Dat komt goed uit, want doordat ook elders in de wereld de welvaart toeneemt, begint de vraag naar vlees de pan uit te rijzen. De schaal en de intensiteit van de vleesproductie zijn een bron van veel problemen. Het is dan ook de vraag of Nederland met z’n kwetsbare delta wel zo geschikt is om op grote schaal vlees te blijven produceren. Die productie is alleen mogelijk door grote hoeveelheden veevoer uit andere gebieden aan te voeren.
Het burgerinitiatief ”Stop fout vlees” bepleit beëindiging van de bio-industrie in Nederland door ”warme sanering” en verschuiving naar diervriendelijker productie. In het verlengde hiervan bepleiten wij een gedeeltelijke vervanging van dierlijk eiwit door plantaardig eiwit.
Vlees is een weinig efficiënte eiwitbron, want om 1 kilo vleeseiwit te krijgen is (afhankelijk van diersoort en omstandigheden) 3 tot 10 kilogram plantaardig eiwit nodig. Door het eerst aan dieren te voeren wordt 85 procent van het plantaardig eiwit verspild, en dus nog meer -steeds schaarser wordend- zoet water en landbouwgrond. Er is ook een toenemende druk op de biodiversiteit door het kappen van tropisch bos voor sojaplantages. Op wereldschaal wordt reeds 75 procent van het beschikbare zoete water, 35 procent van al het ijsvrije land en 20 procent van alle energie ingezet voor voedselproductie en een groot deel hiervan is toe te schrijven aan vlees.
Het levert enorme voordelen op als mensen meer plantaardig in plaats van dierlijk eiwit gaan eten. Zo’n eiwittransitie komt behalve biodiversiteit ook klimaat, waterkwaliteit, volksgezondheid en dierenwelzijn ten goede. Collectief vegetarisch worden hoeft niet, maar verbeterde vleesvervangers moeten ons vlees vaker gaan vervangen. Hierdoor kan zo veel land vrijkomen dat een kwart van de huidige wereldenergieproductie duurzaam gedekt kan worden. En dat zonder aantasting van weidegronden (met extensief geproduceerd vlees) en natuurgebieden zoals tropische regenwouden. De druk op de biodiversiteit zou op deze wijze sterk kunnen afnemen. De eiwittransitie kan ook helpen om de door dierziekten en crises geplaagde vleeseconomie gezonder, extensiever en diervriendelijker te krijgen. Zo zou de omslag een positieve invloed hebben op de volksgezondheid, door de afname van zowel overgewicht als vleesgerelateerde ziekten. Daarbij denken we vooral aan vogelgriep. Door de intensieve productie met steeds toenemende aantallen pluimvee en varkens in Zuidoost-Azië neemt de frequentie van het ontstaan van een voor mensen gevaarlijke griepvariant dermate toe dat de WHO een wereldwijde epidemie een kwestie van tijd acht.
Vervangen
De Nederlandse producent kan met verbeterde vleesvervangers een innovatief product op de markt brengen. De Nederlandse consument kan zijn eigen gezondheid, alsmede de leefomgeving van toekomstige generaties helpen door een derde minder eiwitten te eten (de gemiddelde overconsumptie in ons land), door een derde te vervangen door plantaardige vervangers en door het resterende derde deel te vervangen door extensief geproduceerd vlees. Als het een onsje per week minder mag zijn, zouden we mondiaal een voorbeeldfunctie vervullen en een bijdrage leveren aan de oplossing van bijzonder veel problemen tegelijk.
De auteurs zijn universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en verbonden aan het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van die universiteit. Zij leidden onder meer het Profetasonderzoek (PROtein Foods, Environment, Technology And Society). Zie ook www.profetas.nl.