„Holleeder heeft lak aan anderen”
AMSTERDAM - „Die vent spoort niet. Hij flipte meteen.” Medewerkers van een Amsterdams eetcafé waren verbijsterd toen Willem Holleeder op 29 augustus in 2002 in woede uitbarstte, toen het personeel hem vroeg zijn auto verderop te parkeren.
Het intimiderende optreden van Holleeder kwam dinsdag in de Amsterdamse Bunker ter sprake. Op de bewuste zomerdag parkeerde Holleeder zijn BMW tussen het terras van het etablissement en het nabijgelegen water. Hij kwam om „een omeletje en een glaasje melk” te nuttigen. Het parkeergedrag was tegen de zin van het personeel, omdat gasten zo belemmerd werden in hun uitzicht.Toen een bediende Holleeder vroeg of hij zijn auto ergens anders wilde neerzetten, weigerde de crimineel dat. „Er zat niemand op het terras”, beweerde Holleeder maandag. „En ik stond gewoon op de openbare weg geparkeerd.” Toen de cafémedewerkers destijds te kennen gaven dat Holleeder vanwege zijn wangedrag geen lunch zou krijgen, ontstak hij in woede.
Tegen personeelsleden schreeuwde hij onder meer: „Jullie zullen wat meemaken! Jullie horecagelegenheid is niet de eerste die ik om zeep help!” De bediende kreeg naar haar hoofd geslingerd: „Ik zou maar over je schouder kijken. Je bent niet de eerste die dood op straat ligt.” Een kok kreeg te horen: „Ik sla je kop van je romp.” Ook suggereerde Holleeder dat Hells Angels de horecazaak „kapot” zouden maken.
Na de woede-uitbarsting verhinderde het personeel Holleeder weg te rijden, door met een opklapbaar paaltje de uitrit te barricaderen. Toen even later twee opgetrommelde medestanders van het personeel Holleeder in het oog kregen, kozen ze eieren voor hun geld en lieten ze de Heinekenontvoerder gaan.
Zoals zo vaak in het megaproces had Holleeder ook maandag zijn geheel eigen versie van het verhaal. „Ik voelde me geprovoceerd. Dan ben ik niet het liefste jongetje van de klas. Het zou kunnen dat ik mijn stem verhef in conflictueuze situaties. Maar ik bedoel het niet kwaad.”
Het rumoer bij het eetcafé toont volgens officier van justitie mr. J. Plooy aan dat Holleeder „lak heeft” aan anderen als die „een punt hebben.” Plooy: „U laat zien dat u zelf bepaalt hoe het gaat in deze wereld.”
Daarop reageerde Holleeders raadsman mr. J. H. Kuijpers verbolgen. „Wat is dit voor onzin? Bent u psycholoog? Het openbaar ministerie wil doen geloven dat hier een monster zit. Het OM wil graag wat geweld in het dossier. Dat geweld is ergens uit een kier getrokken. Het OM heeft de politieregisters nagetrokken en een zaak uit 2002 gevonden. De getuigen zijn pas 3,5 jaar na het incident gehoord.”
Opvallend is dat het incident bij het eetcafé zich afspeelde een dag nadat De Telegraaf het geruchtmakende interview met de beruchte misdadiger John Mieremet publiceerde. In dat artikel omschrijft Mieremet vastgoedmagnaat Willem Endstra als de bankier van de onderwereld en Holleeder als diens beschermer.
Al eerder in het proces heeft Holleeder gezegd dat het sinds de publicatie van het interview bergafwaarts ging met Endstra. Banken keerden de miljonair de rug toe.
Holleeder zei maandag dat hij daags na de publicatie extra „prikkelbaar” was vanwege de commotie na de uitspraken van Mieremet.
Rechter mr. M. Verpalen hield Holleeder voor dat getuigen hem niet alleen maar als „boeman en tiran” afschilderen, maar dat iemand als Willem Endstra meldde dat de Heinekenontvoerder ook „charmant” kan zijn.
De rechtbank stond maandag ook stil bij de handel en wandel van Holleeder op de dag van de dood van Willem Endstra, 17 mei 2004. De vastgoedmagnaat, die ernstig door Holleeder zou zijn afgeperst, werd voor zijn kantoor aan de Apollolaan in Amsterdam vermoord. Diezelfde avond meldde Holleeder zich onder meer bij Endstra’s zus Beatrix. Holleeder was gehuld in een kogelvrije jas. Volgens Beatrix Endstra was Holleeder „schichtig en opgefokt en niet verdrietig.” Holleeder deed die verklaring maandag af als „onzin.”
Later die dag ging Holleeder langs bij Haico Endstra, een broer van het slachtoffer. Haico weigerde de deur open te doen, nadat Holleeder had aangebeld. Haico verklaarde bij de politie dat hij het „niet prettig en bedreigend” vond dat de vermeende kwelgeest van zijn broer op de stoep stond.