„Katholiciteit bewaart kerk voor geslotenheid”
UTRECHT - Katholiciteit bewaart de kerk voor de stoffigheid van een gesloten club, vinden dr. J. Kronenburg en dr. R. de Reuver. Ze redigeerden de bundel ”Wij zijn ook katholiek. Over protestantse katholiciteit”. De redacteuren vinden dat bij protestanten het besef van katholiciteit niet groot is. „Katholiciteit zet de deuren en ramen van iedere geloofsgemeenschap open.”
Tijdens de presentatiebijeenkomst morgen -op Hervormingsdag- in het Landelijk Dienstencentrum van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) te Utrecht, zullen dr. B. Plaisier (scriba van de PKN) en dr. A. H. C. van Eijk (interim secretaris van de Raad van Kerken) een eerste reactie geven op het boek.De bundel, een uitgave van de Protestantse Pers te Heerenveen, wil aandacht vragen voor het feit dat de PKN niet alleen een „protestantse” kerk is, maar ook een katholieke kerk, verbonden met „de kerk van alle tijden en alle plaatsen”. Volgens de kerkorde is de PKN immers gestalte van „de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke kerk.”
De auteurs hopen met de uitgave van deze bundel een bijdrage te kunnen leveren aan het „broodnodige” gesprek over de identiteit van de PKN. Dr. Kronenburg, gepromoveerd op het bisschopsambt in een verenigde reformatorische kerk, stelt dat het katholieke gehalte van deze kerk kerkordelijk, confessioneel en liturgisch stevig is verankerd, maar dat er in de praktijk weinig aandacht voor lijkt te zijn, zowel op landelijk als op plaatselijk niveau. Hij heeft geen bezwaar tegen de naam protestants, „maar het gaat mis wanneer die naam exclusief-protestants wordt geïnterpreteerd: de ruimte van de catholica dreigt dan uit beeld te raken.”
Reformatie
Beide redacteuren stellen vast dat de protestanten, ook in hun confessies, er altijd aan vastgehouden hebben dat zij behoren tot de katholieke kerk, sterker nog: dat de katholieke kerk door de Reformatie is gereinigd en hersteld. Een twaalftal auteurs belicht vervolgens de katholiciteit vanuit verschillende perspectieven.
Dr. W. M. Reedijk, protestants predikant in Nieuwegein-Noord, zegt dat de Reformatie zichzelf altijd heeft gelegitimeerd met een beroep op haar katholiciteit. „Zij zet de apostolische en katholieke traditie voort.”
Dr. E. A. J. G. van der Borght (Amsterdam) merkt op dat bij Calvijn de katholiciteit een eigenschap van de onzichtbare kerk wordt (gegrond in de uitverkiezing), vergezeld van een sterk eschatologische klank. Hiermee zet de protestantse theologie zich af tegen het zware accent op de zichtbare, institutionele en hiërarchische kerk.
De emeritus hoogleraar liturgiewetenschap dr. R. Boon betreurt het dat de naam protestant een negatieve klank heeft gekregen als ”protesteren”, terwijl het eertijds eenzelfde positieve betekenis had als ”professer”, belijden. Protestants is een verzamelnaam geworden voor al wat niet rooms-katholiek is. „Zitten we nog steeds gevangen in een antirooms affect dat ons belet om ronduit te bekennen dat we als reformatorische christenen hervormd-katholiek zijn?”
Dr. M. Wisse (Leuven) vergelijkt katholiciteit met de Nadere Reformatie en constateert tegenstrijdige beelden bij deze laatste stroming. De rooms-katholieke notie van het „ingestorte” geloof (gangbaar in de Middeleeuwen) komt zijns inziens via een achterdeur binnen. Het geloof is dan niet alleen de act van kennis en vertrouwen op God in Christus, maar de gelovige gaat speuren naar de in hem aanwezige vruchten van ingestorte genade.
Prof. dr. G. van den Brink (Leiden) vergelijkt katholiciteit met belijdenis. De katholiserende werking van de belijdenis moet men niet onderschatten, vindt hij. Het gaat immers om het geloof van de kerk „van alle tijden en plaatsen”. Het vroegste officiële reformatorische belijdenisgeschrift, de Confessio Augustana (1530), verstaat zichzelf in overeenstemming met de leer van de ene en algemene kerk. Men zag het eigen geloofsverstaan nadrukkelijk in continuïteit met dat van de vroege kerk.
Dr. L. J. Koffeman (Kampen) belicht de katholiciteit in het kerkrecht, vooral tot uitdrukking komend in het apostolisch geloof, de maaltijdviering en de ambtserkenning.
Dr. Margriet Gosker, predikante in Venlo, constateert dat de Rooms-Katholieke Kerk de ambten binnen de PKN niet erkent, omdat deze laatste kerk alle ambten openstelt voor vrouwen en mannen, „al of niet gehuwd en ongeacht seksuele geaardheid”. Zij vindt vanuit het oogpunt van de katholiciteit het geen goede balans dat er protestantse gemeenten zijn met een kerkenraad die „enkel uit heteromannen” bestaat.
Drs. W. van Laar, secretaris van de Nederlandse Zendingsraad, ziet in zijn bijdrage over de zending de beste kans voor een eigentijdse beleving van katholiciteit in het geloofsgesprek.
Prof. dr. A. van de Beek (Amsterdam) beklemtoont tegenover de stroom van contextualisering in de oecumenische beweging het katholieke karakter van het christelijk geloof. „Die katholiciteit is belangrijker dan enige culturele of sociale vormgeving.”
Theoloog dr. H. Vreekamp stelt dat de PKN „Jeruzalems-katholiek” is. Hij betreurt dat „het gesprek met Israël”, oorspronkelijk scharnier in het apostolaat, nu als een losse zwerfsteen geklemd ligt tussen het belijden en de dienst in de wereld.
Het boek bevat verder vijftien ’portretten’ van theologen die de katholiciteit hoog in het vaandel hadden: Luther en Melanchthon, Calvijn en Voetius; J. H. Gunning, H. Bavinck en G. C. Berkouwer; O. Noordmans en G. van der Leeuw; A. A. van Ruler en J. M. Gerritsen; H. Berkhof en C. W. Mönnich; W. L. Tukker en W. Aalders.
Weggezakt
Drie jaar na de vereniging moet volgens dr. Kronenburg „helaas” vastgesteld worden dat op „alle niveaus en in alle geledingen van de PKN” het katholiciteitsbesef dreigt weg te zakken. „In de plaatselijke gemeenten overheerst een congregationalistisch kerkbesef: men heeft de handen vol aan zichzelf en is niet echt geïnteresseerd in wat er buiten de grenzen van de eigen gemeente aan de orde is.”
Dr. De Reuver, predikant van de protestantse gemeente Boskoop, stelt dat het kerk-zijn primair in de lokale gemeent geschiedt, maar een gemeente is slechts kerk in verbondenheid met andere gemeenten en kerken. „De lokale gemeente is volledig kerk. Dat is eigen aan de Reformatie en dat willen we graag onderstrepen. Maar de lokale kerk is de totale kerk niet. We hebben ook de ander nodig. Dat geldt ook het meeleven op de meerdere kerkelijke vergaderingen. Het gebrek in veel gemeenten aan belangstelling voor deze vergaderingen getuigt niet van een groot besef van katholiciteit.”
Op dit punt stuiten we op de gemeenschap der heiligen, aldus dr. De Reuver. „Het is goed dat we ons als kerk laten storen door de ander, in de goede zin van het woord, namelijk om ons indringende vragen te stellen. De kerk beheert het heil niet, want voordat je het weet zeg je dan: wij hébben het heil.”