Tilburgse poppen verkassen na 22 jaar
TILBURG - Ze zijn inmiddels allebei 68 jaar, Heleen en Herman Beckers, „en het gaat niet meer. Een opvolger hebben we niet gevonden, dus moet het museum wel dicht.” Na 22 jaar sluit eind deze maand het poppen- en speelgoedmuseum in Tilburg.
Er is gelukkig een plekje gevonden voor de duizenden poppen in Tilburg. Na de sluiting gaat het merendeel naar een speelgoedmuseum in Oosterhout. „Maar je weet nooit wat er dan mee gebeurt”, zegt Heleen Beckers een tikkeltje mismoedig. „De meeste poppen zullen wel in een opslag belanden.”Met trots leidt Beckers haar gasten door het museum in een verbouwd woonhuis in het centrum van Tilburg. Het gebouw trekt jaarlijks duizenden bezoekers, die op vaste openingstijden maar op afspraak ook daarbuiten welkom zijn. In een vitrine zitten honderden en honderden poppen dicht op elkaar; veel blanke koppies, maar ook negertjes en indiaantjes. „Ik zeg vaak: Er is niet één snoetje hetzelfde.”
Op een andere verdieping staan bouwdozen. TemSi, Constructor; allerlei merken passeren de revue. „Eerst hadden we alleen poppen, maar al snel zijn we ook ander speelgoed tentoon gaan stellen”, legt Beckers uit. „We ontdekten dat er ook mannen kwamen, die willen wel dinky toys zien. Toen is er jongensspeelgoed bijgekomen. Vooral de laatste jaren gingen we eerder voor een auto dan voor een pop. We krijgen dan ook net zo gemakkelijk een voetbalclub als een dameskransje over de vloer.”
Een van de vrijwilligers -het museum heeft er ongeveer vijftien- valt haar bij. „Er kwamen hier eens drie bouwvakkers met hun vrouwen. Brede kerels. Maar ze kwamen niet verder dan de schoolplaten in het begin; ze herinnerden zich alles van hun eigen schooltijd.” Beckers lacht. „Maar die mannen nemen dan wel een biertje in plaats van een kopje thee.”
Voor de tentoongestelde spullen geldt in principe een productiegrens van 1970, „waarbij het wel zo is dat nieuw speelgoed vanzelf ouder wordt. Waar heeft u zelf veel mee gespeeld? Lego? Nou, ik heb op zolder al een hoekje met lego klaarstaan. Je moet steeds bedenken: over twintig jaar komt het speelgoed van nu in aanmerking voor een plaats in het museum.”
De lego zal echter niet meer achter de vitrines in Tilburg komen. Ook de bouwblokjes gaan na de sluiting naar Oosterhout. „Dat is heel dubbel”, erkent Beckers. „Soms heb ik er vrede mee, maar soms ook niet. Als het nu overgenomen werd, dan zou het wat anders zijn. Maar dat is niet zo, helaas. We hebben niemand kunnen vinden.”
Op een van de verdiepingen blijft Beckers plots stilstaan en wijst op wat nog het meest lijkt op een miniatuuravondmaalssetje. „Bent u rooms-katholiek? Nee? Dan kent u dit zeker niet. Deze setjes kregen we vroeger. Daar gingen we misje mee spelen.”
Vlak bij de attributen voor de mis bevindt zich een tafel van bescheiden afmetingen met daarop soldaatjes en zelfs een enkele tank. Becker schudt haar hoofd. „Ik ben helemaal niet voor oorlog. Maar ja, het is ook speelgoed geweest, hè? Er zijn mensen die het mooi vinden.”
Speelgoed van het echtpaar Becker zelf zit niet in de collectie. „Wij hadden tien kinderen en mijn vader was maar gewoon arbeider. We hádden nauwelijks speelgoed.” Wel kent de collectie veel poppen van hun twee dochters. „Daar is het eigenlijk mee begonnen. We kochten speelgoed voor hen. Later bleek dat we het eigenlijk deden omdat we het zelf zo leuk vonden, maar dat heb je eerst niet in de gaten. Voordat je het weet heb je meer en meer. Een tijdelijke tentoonstelling van onze poppen was voor mij een sprookjeswereld. Toen hebben we gezegd: Hier moeten we verder mee gaan. Gelukkig stond mijn man erachter. Hij repareert de poppen. Ik zou niet zonder hem kunnen, en hij niet zonder mij.”
De deuren van het museum in Tilburg gaan zondag voorgoed dicht. „Ik zeg nog tegen Herman: De week daarop kunnen we gewoon bij iemand op visite, zonder op de openingstijden te letten. Dat zal heel raar zijn.”
Meer informatie: www.poppenmuseum.nl.