Zeuren loont
Het lijkt wel alsof de regeringsleiders van de EU-landen alleen rond het middernachtelijk uur tot zaken kunnen komen. Of dit de kwaliteit van de besluitvorming altijd ten goede komt, moet maar in het midden gelaten worden. Feit is dat belangrijke beslissingen al vaker in de kleine uurtjes werden genomen. Zo ook afgelopen nacht. Ruim na de klok van twaalf bereikten de 27 landen een akkoord dat waarschijnlijk de geschiedenis in zal gaan als het Verdrag van Lissabon.
Dat het zo laat werd, had vooral te maken met de vasthoudendheid van Polen en Italië. De Poolse regering had in juni al bereikt dat Warschau meer stemgewicht krijgt. Nu wilde president Kaczynski een extra veiligheidsklep om te voorkomen dat een klein aantal lidstaten ongewild wordt meegezogen door een meerderheid. En hij kreeg zijn zin. Er is besloten dat een klein aantal lidstaten de gehele EU kan dwingen een meerderheidsbesluit te heroverwegen.Italië voelde er niet voor te degraderen tot de groep middelgrote landen. Het eiste een extra zetel in het Europees Parlement. En Rome kreeg ook zijn zin. Er werd gisteren een stoel bijgesleept, waardoor Italië weer net zo veel zetels heeft als Engeland. Beide landen hebben er nu slechts één minder dan Frankrijk.
Terwijl in de opvoeding geldt: kinderen die vragen worden overgeslagen, gaat het in Europa kennelijk precies andersom. Zeuren loont. Daarvan zijn de onderhandelingen in de achterliggende nacht weer eens het bewijs.
Het is goed daarbij te bedenken dat niet alleen de Polen en de Italianen dit hebben gedaan, maar ook de Nederlanders. Nadat de bevolking van ons land in een referendum een nee had uitgesproken tegen de Europese grondwet, heeft de Nederlandse regering in Brussel heel duidelijk aangegeven dat er belangrijke punten moesten veranderen. Daarbij ging het bijvoorbeeld om het afzien van een Europees volkslied, waarmee de idee te groeien naar een superstaat werd ondersteund. Verder wilde Den Haag dat er afspraken kwamen om zaken die beter nationaal geregeld konden worden inderdaad door de nationale parlementen te laten doen. Dat heeft Balkenende in juni ook bereikt. Gisteren kwam daar tamelijk onverwacht nog een extra verklaring voor op tafel. Samen met Tsjechië had Nederland bedongen dat de EU-leiders de intentie uitspraken dat in de toekomst bepaalde beleidsterreinen weer konden teruggaan naar de individuele lidstaten. Nederland zeurt dus ook en met succes.
Het verdrag dat nu is overgekomen, is dus het resultaat van langdurige, uiterst vermoeiende onderhandelingen. Maar het is daardoor wel beter dan de Europese grondwet die enkele jaren geleden op tafel lag. Het nee van Frankrijk en Nederland heeft dus wel degelijk gevolgen gehad.
De gedachte van enkele jaren terug dat de Europese trein steeds meer vaart maakt richting een superstaat is vervlogen. Al zijn er wel zeker nog elementen in de nieuwe overeenkomst die daarnaar rieken. Het besluit om een vaste voorzitter aan te wijzen in plaats van het huidige roulerende voorzitterschap is er één van. Het hangt er maar van af hoe daadkrachtig en ambitieus deze voorzitter is.
Maar de Europese leiders zullen wel degelijk op hun hoede zijn. Ze beseffen dat ze zo’n voorzitter niet de vrije hand moeten geven. Dat is niet alleen een bedreiging voor hun eigen positie, maar ook voor de Europese eenwording.
Daadkracht en slagvaardigheid in Brussel, wat dit nieuwe verdrag moet bereiken, is de uitdaging en tegelijk het risico voor de toekomst van de EU. De organisatie moet af van langdurige processen bij de besluitvorming en dient tegelijk maat te houden om te voorkomen dat de burgers van de lidstaten het gevoel krijgen te bungelen aan een Brussels touwtje.