„Hij stopt ermee als ik er een potje van maak”
ENSCHEDE - Hans Lammers (46) is bezig aan zijn tweede re-integratietraject. Het eerste lijkt niet op het tweede. „Tóén wist ik: er zit iets fout, maar ik weet niet wat.” Hij zat niet goed in zijn vel, maar ging ijverig aan het werk. Nú voelt hij zich beter, maar wacht hij met solliciteren tot hij weet waar hij past.
Als hij nadenkt over de re-integratiebedrijven waarmee hij te maken kreeg, komt hij als oorzaak voor het verschil in resultaten vooral bij zichzelf uit. Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) stond, toen hij voor de tweede keer in de WW belandde, klaar om weer te helpen, en over zijn UWV-coach heeft hij niets dan lof.Lammers was tot tien jaar terug inkoper bij een bedrijf in de metaalindustrie. „Toen kreeg ik allerlei vage klachten, pijn in mijn been en zo, en de huisarts kon me niet helpen. Hij verwees me door naar een psycholoog, en ik weet niet wat ik had verwacht maar die gesprekken hielpen niet zo veel. En in die tijd ging het bedrijf waar ik werkte failliet.
Via het CWI en het UWV kon ik een re-integratietraject gaan volgen. Ik wist niet anders dan dat je deed wat je werd gevraagd. Als ze mij vroegen: Heb je voorkeur voor een bepaalde coach, dan zei ik: Zegt u het maar. Ik liet me leiden door wat anderen dachten en niet door wat ik zelf dacht en voelde.
Ik volgde sollicitatieprocedures en ging in mei 2005 aan het werk. Na anderhalf jaar keihard te hebben gewerkt in de grafische industrie liep ik vast. Dus was ik -begin dit jaar- weer werkloos, en diep in de put; ik had een gevoel alsof ik langs de rand van een afgrond liep.
Begin maart nam ik deel aan de TalentPlusgroep uit Twente, waarbij kleine groepen werklozen wekelijks bij elkaar komen en ervaringen uitwisselen. Daar heb ik veel geleerd. Ik ontdekte dat ik eigenlijk niet klaar was voor de arbeidsmarkt. Ik leerde ook op een andere manier kijken naar mogelijkheden.
Toen kwam ik opnieuw bij het CWI terecht. Normaal begin je pas een halfjaar na je inschrijving als WW’er met een re-integratietraject. Maar ik wilde liefst snel beginnen. Het CWI hielp direct. Ik deed er een competentietest en sprak bij het UWV een re-integratiecoach, met wie ik een open gesprek had. Erg diepgaand en scherp. Ik heb me echt blootgegeven. Hij bleek iemand die helemaal zeer begreep waar ik mee zat. Hem heb ik nog steeds als contactpersoon. Zijn devies is ”de kortste weg naar duurzaam werk”.
Vervolgens koos ik zelf een re-integratiebureau. Anders dan vroeger dus, waar ik anderen liet kiezen. Bij het eerste traject wist ik: er zit iets niet goed, maar ik weet niet wat. Ik vertrouwde het bureau wel, maar ik was zo ver bij mezelf vandaan dat ik niet goed kon inschatten waar ik toen paste. Door deze tocht, die nu al tien jaar duurt, weet ik wat er misging.
De loopbaancoach die mij nu begeleidt, werkt heel anders dan de eerste. We zijn niet doorgegaan met waar ik was gebleven, we zijn opnieuw begonnen. Hij heeft een plan van aanpak geschreven, dat is de UWV-coach aangeboden en daarover is een akkoord bereikt.
Hij heeft een totaal andere benadering om mij op de arbeidsmarkt te krijgen. Ik denk dat hij niet eens toekomt aan het begeleiden van sollicitaties. Hij zegt: „Ik probeer jou niet direct aan het werk te krijgen, jij weet zelf het beste waar banen te vinden zijn en hoe je moet solliciteren.” Ik moet eerst aan mezelf werken. Het traject duurt zes tot negen maanden; ik ben nu drie maanden bezig.
Deze coach is persoonlijker. Als ik er een potje van maak, stopt hij ermee. Dat doet hij echt. Zijn bureau is op maatwerk gericht, niet op massaproductie, ik denk dat dat het verschil maakt. Het andere bureau ging toch meer voor de kortste weg naar werk - terwijl beide organisaties commerciële re-integratiebureaus zijn.
Het kan zijn dat ik straks in het werk terechtkom dat ik altijd deed. Maar ik kijk er nu met andere ogen naar.”