„Lenin was een toegewijd man”
Titel: ”1917. Ruslands revolutiejaar”
Auteur: Roy Bainton, vert. Dominique van der Schaaf
Uitgeverij: Kok Omniboek, Kampen, 2007
ISBN 978 90 5977 219 9
Pagina’s: 300
Prijs: € 19,17;
”Ooggetuigen van de Russische geschiedenis”, samengesteld door Michel Krielaars en Hans Driessen; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 2007; ISBN 978 90 351 3062 3; 365 blz.; € 19,95;Titel: ”De geschiedenis van Rusland. De opkomst en ondergang van het tsarenrijk”
Auteur: Jaap ter Haar
Uitgeverij: Kok Omniboek, Kampen, 2007
ISBN 978 90 5977 220 5
Pagina’s: 284
Prijs: € 14,50.
„Wat mensen nu zouden moeten doen, is objectiever op de gebeurtenissen terugkijken. De economische situatie in het land toen ik kind was, maakte de revolutie onvermijdelijk, maar dat weerhoudt me er niet van te denken dat alle bolsjewieken leugenaars waren.”
Deze woorden -in 2004 opgetekend uit de mond van de in 1915 in Petrograd (het huidige Sint-Petersburg) geboren Maria Mikhailovna Alexandrovna- vormen misschien wel de kernachtigste typering die van de Russische Revolutie van 1917 te geven is. Ze zijn terug te vinden in het boek ”A Brief History of 1917” van de hand van Roy Bainton, waarvan onlangs de -abominabele- vertaling in het Nederlands verscheen.
In zijn boek staat Bainton stil bij de Februarirevolutie van 1917, die van Rusland korte tijd een parlementaire republiek maakte, en de Oktoberrevolutie een paar maanden later, die meer weg had van een staatsgreep. Hoewel de Brit daarbij uiteraard niet om de politieke gebeurtenissen heen kan, probeert hij de revolutie vooral te beschrijven vanuit het standpunt van de gewone bevolking. Daarvoor sprak hij zo veel mogelijk met de laatste ooggetuigen van de revolutie en hun kinderen.
Dat Rusland rond de eeuwwisseling afstevent op een revolutie, hoeft geen verbazing te wekken. De autoritaire tsaar Nicolaas, die na het overlijden van zijn vader Alexander III bekent „niets van regeren” te weten, heeft absoluut geen oog voor de noden van het volk. Al bij zijn kroning gaat het mis, als er tijdens de plechtigheden gratis voedsel wordt uitgereikt: in het gedrang komen 1400 onderdanen om. Desondanks gaan de festiviteiten gewoon door.
Katten en honden
Terwijl de in zichzelf gekeerde tsaar met zijn gezin in een sprookjesachtige wereld leeft, lijdt zijn volk de bitterste armoede. In halfdonkere kelderwoningen leven complete gezinnen in slechts één vertrek, hongerige onderwijzers stelen het brood van leerlingen, kinderen slapen onder de machines terwijl hun ouders werken in de nachtploeg voor een hongerloontje en bedelaars bezwijken van de kou. Velen richten zich te gronde door in de wodka te vluchten.
„Wat zou daar een organisatie als het Leger des Heils een zegen hebben kunnen brengen, maar het Leger mocht in Rusland niet ’werken’. Tevergeefs had de grote William Booth gepoogd bij de laatste keizer toestemming te verkrijgen de ellende in het grote rijk te hulp te komen”, schrijft de Vriezenveense koopman Egbert Engberts in 1900 in de toenmalige hoofdstad Sint-Petersburg. Zijn relaas is terug te vinden in ”Ooggetuigen van de Russische geschiedenis”, waarin de geschiedenis van Rusland (1091-2006) aan de hand van persoonlijke verslagen de revue passeert.
In plaats van broodnodige democratische hervormingen door te voeren, laat Nicolaas zich via zijn vrouw adviseren door de dweepzieke, liederlijke en op macht beluste monnik Raspoetin. De tsaar maakt de ellende alleen maar groter. In een poging de aandacht van het volk af te leiden, wakkert hij het antisemitisme aan, wat leidt tot bloedige pogroms, stort hij zijn land in een jammerlijke oorlog tegen Japan, laat hij op Bloedige Zondag (9 januari 1905) tientallen vreedzame betogers neerschieten en sleurt hij in 1914 zijn land de Eerste Wereldoorlog in, waarbij zo’n 8 miljoen Russen aan het front sneuvelen.
Als het in de winter van 1916-1917 niet langer lukt de grote steden van voldoende voedsel te voorzien, breken in Sint-Petersburg rellen en muiterijen uit die uitmonden in de Februarirevolutie. Nicolaas II doet afstand van de troon en de macht komt in handen de Voorlopige Regering, waarin liberalen en socialisten zitting hebben. Aan de chaos komt echter geen einde. De regering raakt in een machtsstrijd verwikkeld met de sovjet van Sint-Petersburg, een raad van arbeiders en soldaten die wordt gedomineerd door de bolsjewieken onder leiding van Lenin. Op 25 oktober ontbinden zij de Voorlopige Regering en nemen de macht over.
Het gevolg is een burgeroorlog tussen Roden (communisten) en Witten (tsaristen) waarbij 2,5 miljoen soldaten omkomen. Bovendien sterven 2 miljoen mensen door ziekten zoals dysenterie, tyfus en pokken en laten in 1921-1922 in de Wolgaregio en de Oekraïne nog eens 6 miljoen inwoners het leven door ziekte en hongersnood.
Maar ook na het einde van de oorlog duurt de ellende voort. „De steden aan de Wolga zijn de treurigste die ik ooit gezien heb. Ze doen denken aan de verwoeste steden van Frankrijk na de oorlog. Deze huizen stonden in brand tijdens de rode Burgeroorlog; en later zagen hun puinhopen de witte honger door de straten galopperen. Mensen stierven honderdvoudig, duizendvoudig. Ze aten katten, honden, raven, ratten en verhongerde kinderen. Ze beten hun handen open en dronken hun eigen bloed. Ze krabden in de aarde op zoek naar vette wormen en witte kalk, die het oog voor kaas aanzag. Twee uur nadat ze gegeten hadden stierven ze in grote pijn”, schrijft de Oostenrijkse ”ooggetuige” Joseph Roth in 1926.
Slechte vertaling
Aan het lijden van veel Russen zou geen einde komen. Daarvoor staan de woorden Lenin, Stalin, KGB, Siberische strafkampen en goelag garant. Toch zijn er nog altijd mensen die terugverlangen naar de Sovjet-Unie, die in 1991 ten onder ging. „Hij (Lenin) was een toegewijd man. Ja, hij was wreed en kon meedogenloos zijn, maar wat moest je anders in die tijd? (…) Het leven na Lenin was niet altijd zoals hij dat gepland had en soms was het erg zwaar voor ons, vooral in de jaren ’30 en na de Grote Patriottische Oorlog (WO II, DT). Maar we maakten er het beste van en ik geef de voorkeur aan dat Rusland boven dat wat we tegenwoordig hebben”, zo tekent Bainton op uit de mond van de in 1921 geboren Nina Petrovna Federova.
Baintons ”1917” zou de moeite van het lezen waard zijn, ware het niet dat de vertaling ver beneden de maat is. Wat te denken van woorden als „defencist”, „pragmatist”, „verbande” (in plaats van verbannen), „protestanten” (demonstranten), „dienaren” (bedienden), „Tsjechen” (Tsjetsjenen!), „moraal” (moreel) of een zin als: „De instelling van Internationale Vrouwendag was recent in 1917.”?
Wie een beter leesbaar boek wil, kan beter grijpen naar de eveneens bij Kok uitgegeven ”De geschiedenis van Rusland” van de in 1998 overleden schrijver van kinderboeken en historische werken Jaap ter Haar. Hoewel het een heruitgave is van een editie die in 1965 voor het eerst verscheen, vormt dit boek nog altijd een aardig overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Russische geschiedenis tot aan de revolutie van 1917.