Geen tsunami aan moslims
Van een onstuitbare ’tsunami’ van moslims zal geen sprake zijn. Dat verklaarde drs. J. de Beer recent in een interview. Hij was ooit hoofd van de afdeling bevolking van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Nu werkt hij bij het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI). Zijn uitspraak: „Moslims vormen over enkele generaties niet de meerderheid van de Nederlandse bevolking” lijkt correct. Valt het mee met islamitische agressie? Dat idee behoeft nuancering.
De Beer spreekt over de getalsmatige groei van de islam in Nederland. Die hangt samen met de natuurlijke bevolkingsaanwas van allochtonen. En ook met het beleid ten aanzien van het al of niet toelaten van immigranten. Maar zelfs als de berekeningen van De Beer kloppen, geldt nog dat de invloed van moslims dient te worden onderscheiden van hun getalsmatige groei. Kleinere groepen manifesteren zich soms nadrukkelijker dan grotere, lang bestaande organisaties.Zo groeide de islam in veertig jaar tot een religie van belang in West-Europa. Mogelijk leven binnen afzienbare tijd in dit deel van de wereld evenveel moslims als rooms-katholieken. Zoiets heeft in democratieën tot gevolg dat er islamitisch onderwijs ontstaat. Sommige Nederlandse universiteiten bieden dan ook inmiddels een opleiding tot islamitisch geestelijke. Zo is het mogelijk dat de islam invloedrijker wordt dan aan een statistiek ontleende groeicijfers doen vermoeden.
De vraag of er een ”onstuitbare tsunami’ van moslims” op komst is, behoeft nuancering. Een slechts cijfermatige aanpak schiet tekort. Ook angst is een slechte raadgever. In 1990 schreef Mohammed Rasoel een boek met als titel ”De ondergang van Nederland, land der naïeve dwazen”. Zijn boek -de auteur schreef het overigens onder pseudoniem- weerspiegelde meer vrees en fantasie dan dat het de realiteit als uitgangspunt nam. Nogal wat mensen delen wellicht die vrees.
Nog altijd verwacht menigeen kwaad van de islam vanuit angst voor agressie. Recent had in Gouda een bijeenkomst plaats waarop een volgens het bericht in Sudan geboren spreker het een „grote leugen” noemde „dat moslims tolerant zijn.” Zo’n uitspraak wakkert gauw anti-islamitische gevoelens aan. De Reformatie wil niets weten van de islam als religie. Maar het is ook een feit dat talloze moslims beslist niets willen weten van geweld.
Het aanwakkeren van vrees voor moslims via angst voor geweld schiet tekort. Datzelfde geldt het bagatelliseren van de tsunami door te wijzen op lage groeicijfers. Enkele jaren geleden etiketteerden dr. A. W. R. Shadid en dr. P. S. van Koningsveld via hun boek ”De mythe van het islamitische gevaar” alle beduchtheid voor de islam als lachwekkend. Zij verklaarden het idee van het islamitisch gevaar voor Europa tot fictie. Het gecreëerde vijandbeeld zou een opportunistische achtergrond hebben. Ook dat klopt niet.
De gereformeerde drs. A. van Deursen schreef lang geleden dat Europa „het christelijke werelddeel” werd. Dat is voorbij. Toch is het niet goed om zich vervolgens -zoals in de geciteerde situaties- tot uitersten te beperken. Het is beter realistisch te zijn. Dr. ir. E. Schuurman maakte vorige maand in zijn afscheidsrede als hoogleraar duidelijk dat de islam kleine groepen fundamentalisten telt, maar ook groepen hervormingsgezinde moslims.
Het is goed dat minister Vogelaar hard wil werken aan inburgeringcursussen. En wij dienen ons als christenen ook telkens af te vragen hoe wij ons in het publieke leven over komen. Wij kunnen ons blind staren op cijfers van het CBS of het NIDI. Wij kunnen angst en vrees tot uitgangspunt nemen. Een belangrijker vraag is of wij in staat zijn aan andersgelovigen iets te laten zien van het reformatorisch geloofsgoud. Bijbelgetrouwe christenen krijgen -hoe dan ook- te maken met intolerantie. Hoe bieden wij die het hoofd?